Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-09-2021

slee

betekenis & definitie

(1935) (inf.) grote, luxueuze auto. Vgl. badkuip*; bikwammes*; koets*; schoftenbak*.

• Een 'slee met staartvinnen' is een wagen met puntige uitsteeksels aan de spatborden (Maarten van Nierop: Woordjes Sprokkelen).
• (J.C. de Buisonjé: Bargoense woordenlijst. 1935)
• Een lange rit! In de vroegte weg en tegen de nacht thuis. Misschien heel Nederland in de ronde. Met z'n zessen in een luxe slee. (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• Zij stoven met een vaart Cooper's Valley uit. "Aardige slee", constateerde Arie. (Willy van der Heide: Vreemd gespuis in een warenhuis. 1957)
• Hij is de macht over het stuur kwijt. Eerst ramt de slee met een enorme klap een muurtje. Daarna slaat de brik om. (Richard Perridon: Ik lijk op ‘t lijk. 1959)
• Als er een mooie slee voorbijrijdt zegt ze wel eens peinzend: ‘Hè, daarmee naar de Rivièra en dan goed veel centen in je zak.’ (Simon Carmiggelt: Duiven melken. 1960)
• Ik kwam op het vasteland terug in uniform: oorlogscorrespondent, met een Amerikaanse slee.... (Meyer Sluyser: Er groeit gras in de Weesperstraat. 1962)
• Wat zullen de jongens kijken als ik langs kom rijden met d.d. in een grote Amerikaanse slee. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• En verdomd, op zijn vierentachtigste ruilde hij zijn slee in tegen een nieuwer model. (Toon Kortooms: Help! De dokter verzuipt... 1968)
• Hij stapte in zijn slee en reed naar huis. (Remco Campert: Tjeempie! of Liesje in luiletterland. 1968)
• Ongelooflijk wat ze allemaal verzinnen om zo'n rijkeluis-slee nog maar duurder te kunnen maken. (Johan Fabricius: Voorrijden, mevrouw? 1969)
• Even later zag ik hem voorbijrijden in zo’n slee van de happy few. (Simon Carmiggelt: Welverdiende onrust. 1982)
• Jaja, en zelf rijdt ie in een dure slee. (Chris Bos: De woede van de gitarist. 1992)