Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-04-2021

school

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Barg.) kerk; vroegmis. Andere Bargoense termen voor kerk: bidkeet*; (de) gezondheid*; (het) heil*; (de) herberg*; preemkeet*; sjank*; sjoek*; tofelemonenschool*.

• Zoo gezegd, zoo gedaan, de manke ontving mij vriendelijk en ik werd zijn gabber (kameraad); gij weet dat hij de knapste turftrekker (zakkenroller) van zijn tijd was en met zijn alionoves (uitgestreken) porum (gezigt) en sierlijk gekloft (gekleed) in alle scholen (kerken) en voorname bajessen (concerten en schouwburgen) den toegang had. (Conrad Jacobus Nicolaüs Nieuwenhuis: Mijn verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis. 1858)
• Men had er hem een gebaldoverd (aangewezen) bij een Tofelemones (Roomsche), die elken morgen met zijne snaar (vrouw) naar de school (kerk, vroegmis) ging, en in dien tusschentijd moest gehandeld (gestolen) worden. (Conrad Jacobus Nicolaüs Nieuwenhuis: Mijn verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis. 1858)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)