Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-04-2021

salonheld

betekenis & definitie

(1900) (sch.) iemand die in salons of in gezelschap de held uithangt. Vgl. pantoffelheld*.

• Zelfs Johannes, zoon van Zacharias, moet waarachtig als een echt verfijnde Fransche salonheld aan het slot van het werk, nog in een liefdesepisode gewikkeld worden met Salomé en dan uitroepen: "Door de liefde vereend is het schoon saam te sterven ! (de Groene Amsterdammer, 11/03/1900)
• Je bent een echte salonheld geworden. (Cissy van Marxveldt: Een zomerzotheid. 1927)
• In de bijrollen zeer goed een verwaand, leeghoofdig publicist en salonheld van Joan Remmelts, een drooge bankier van Cor Hermus en een luidruchtige, grappige negerin van Péronne Hosang. (de Groene Amsterdammer, 30/09/1939)
• Zoals dominees en humanisten altijd zondags op de radio waren, zo kun je nu zondags om de twee weken de Hollandse salonheld zijn misselijke Bolkestein & Fortuin-praatjes zien houden. (Vrij Nederland, 28/02/2004)