Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-04-2021

sacristie

betekenis & definitie

(19e eeuw) bastaardvloek; tussenwerpsel.

• Het schijnt dat de Vlamingers zeer dikwijls vloeken van de Franschen hebben ontleend, even als omgekeerd de belgische , ... De eersten hoorde ik dikwijls een ,,Sapristie” of ,,Sacristie”... (J.G. Kohl: Reis in de Nederlanden. 1851)
• (F.A. Stoett: Nederlandsche speekwoorden en gezegden. 1923-1925)
• (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• Substitutievloek van het Franse sacre of van sacré Christe 'heilige Christus'. Als variant komt ook voor sakkeriestie. Het is een eufemistische uitroep die verbazing, ongeloof e.d. uitdrukt. Mogelijk moeten wij deze term in verband brengen met sacristie 'vertrek in de kerk waar de priester respectievelijk dominee zich verkleedt'. (P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie. 2001)