Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 14-01-2024

rosse buurt

betekenis & definitie

(1763) (inf.) buurt waar veel prostituees werken. Een verwijzing naar de rode lampjes van de bordelen. 'Bij de rode lamp zitten' betekende aan het begin van de 20e eeuw: als prostituee werkzaam zijn. Het 'rosse leven' is een eufemistische benaming voor prostitutie.

• Hij stelt voor in het vervolg verschillende edities te maken, afgestemd op de vele doelgroepen: voor het hof, voor de salons, voor de koffiehuizen, voor de rosse buurten enzovoorts. Maar uiteindelijk zegt hij gewoon voort te zullen gaan met de oude formule. (J.C. Wyerman van Franciscus Lievens Kersteman: Zeldzaame levens-gevallen. Tweede druk uit 1763)
• Zijn toog veegt de modder van de vale straat: een rosse buurt, waar het leven gaat tusschen de zoete snik der harmonika en het droog geplof van de deur der cel „Vooruit!”, en een schorre vloek komt na. (Jan Engelman: Het roosvenster. 1927)
• Zijn toog veegt de modder van de vale straat:
Een rosse buurt, waar het leven gaat
Tusschen de zoete snik der harmonika
En het droog geplof van de deur der cel… (De delver; het vrije kunstorgaan, 15/02/1928)
• In Gang 27 van Kampong Kodja, de rosse buurt van Priok, woonde een vrouw met twee vrienden in één der miniatuur-woningen van bilik en planken. (De Sumatra post, 17/02/1932)
• Geen tent is er meer open voor een Christen, als het carillon zijn deuntje van gehoorzaamheid over de daken heeft uitgetingeld. Alleen de rosse buurt, die blijft gastvrij; maar daar moet je gevoel voor hebben. (Jan de Hartog: Hollands Glorie. 1940)
• Nou, als dat België was! Ik vroeg waar de grachten waren - ik kon mij geen stad zonder grachten voorstellen.
‘Die zijn er niet,’ zei vader, ‘of alleen in de rosse buurt, en wát voor grachten dan nog!’ (Neel Doff: Dagen van honger en ellende. 1970)
• Via schunnige liedjes, platte uitdrukkingen en tochtjes door de rosse buurt van de havenkant heeft hij mij afdoende beschermd tegen de onderduimse gevolgen van een teveel aan discipline, werklust en fatsoen. (Jef Geeraerts: Gangreen 3. Het teken van de hond. 1975)
• Ik nam hem mee naar het Rijksmuseum, zat met hem in rondvaartboten, liep met hem door de rosse buurt, at poffertjes op het Weteringcircuit. (Doeschka Meijsing: De kat achterna. 1977)
• Haar vader, een kleine ambtenaar, voelde zich wel lekker in een rosse buurt. (Lisette Lewin: Voor bijna alles bang geweest. 1989)
• Eenmaal aangekomen, moesten de vriendinnen ook hun paspoort inleveren en in de rosse buurt aan het werk gaan. (Maria Genova: Man is stoer, vrouw is hoer. 2010)
• Kort daarna veranderde de rosse buurt voorgoed, want begin jaren zeventig kwam er een horde Zuid-Amerikaanse vrouwen. (Raoul Serrée: De wallen in de jaren ’60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. 2015)
• Toen we de rosse buurt waren ontvlucht, in het nachtlicht van de Warmoesstraat even stilstonden, had hij met leedvermaak lachend gewezen op mijn natte kruis, het resultaat van de beroving toen hij in dat peeshok zijn zaad had liggen vergieten. (Pieter Waterdrinker: Biecht aan mijn vrouw. 2022)
• Bij stralend winterweer liep ik over de Amsterdamse Wallen. Om burgemeester Halsema te citeren: ‘Het is daar een vergaarbak van mensen die heel luidruchtig consumeren en weinig oog hebben voor de schoonheid en historie.’ Halsema wil de rosse buurt dan ook opdoeken, en in een buitenwijk zónder schoonheid en historie een modern ‘erotisch centrum’ opzetten. (Sylvia Witteman in De Volkskrant, 10/01/2024)