Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-04-2021

rooie savooie

betekenis & definitie

(1998) (scheldw.) roodharig persoon.

• En er doen honderden, zo niet duizenden verschillende scheldwoorden de ronde waarin iemand op de meest beledigende manier met zijn uiterlijk wordt geconfronteerd ('puistenkop', 'rooie savooie', 'waterhoofd', 'jampotje', 'beugelbek', 'gratenkut'). (Arno Kantelberg: Vloekenboek. Een verzameling hedendaagse verwensingen. 1998)
• Vroeger had je rood haar. Bij PSV wilde meisjes een stukje van mijn haar maar dat was als jongen wel anders. Rooie, Savooie, voor een dubbeltje koop je een . Of zoiets. Ik werd uitgescholden om m'n rode haar. (Limburgs Dagblad, 06/05/2008)
• Met veel tamtam serveert Gertie van Bokhoven daarentegen knalrode tomatensoep, samen met vrienden Patty en Barry. "Rooie, savooie, tomatensoep, krijg je vaak te horen als je roodharig bent", legt Van Bokhoven het idee achter hun creatie uit. (Eindhovens Dagblad, 25/02/2009)
• Oranje en rood. Eigenlijk zaten ze er van kindsaf allebei wel in. Het kwam er ook overduidelijk uit. "Spring 's op groen!"; "Rooie, savooie, met de kop vol vlooie"; "In de menie gevallen?"; "Bij jou is het 't hele jaar oranje boven, hè!"; "Wel fijn, zo lichtgevend: geen lantaarn nodig 's avonds". (de Gelderlander, 30/04/2011)