Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-03-2021

ranzig

betekenis & definitie

1) (1989) (stud.) vies, vuil; slecht, vervelend.

• 'Ranzig' is alles dat niet bij het Corps hoort en dat niet de goedkeuring van de leden kan wegdragen. (Delta 17/08/1989)
• Ranzig: kan gebruikt worden voor alles wat negatief, slecht, vervelend is. (Marc van Oostendorp: Rotterdams. Taal in stad en land. 2002)
• Kijk, voor een student is iets niet goed of leuk, maar prima, dikke prima, relaxed, wreed, chill, vuig, top, ueber-ok of flex. Iets vervelends wordt getypeerd met kansloos, a-relaxed, pauper, zuur, gaar, jeuk hebben, zuigen ('iets zuigt'), ranzig, ruk of triest. (Rotterdams Dagblad, 26/02/2005)
• Ranzig: Vies. Kun je van een koelkast zeggen maar ook van een verhaal. (David Bremmer & Arjen Van Veelen: Studenten-ABC - Mare 01, 6 september 2007)

2) (1991) (jeugd) gezegd van iemand met een kater of een mentale inzinking.

• (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)