Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2021

provo

betekenis & definitie

(1965) (jeugd) jongere die graag het gezag provoceert en op straat relletjes uitlokt. Term gelanceerd door criminoloog Buikhuisen. Provotariaat is de verzamelnaam voor provo's. Naar analogie van proletariaat.

• Zeven „provo's" heeft de Haagse politie vanmiddag gearresteerd, omdat zij het pamflet „Provokatie nr. 7" van de uitgave „Provo, anarchistenblad", verspreidden. Daarmee presenteerde zich op Prinsjesdag de anarchistische werkgroep „Provo" Den Haag, die in samenwerking met de Amsterdamse „provo's" aktief waren voor en tijdens de tocht van de gouden koets van het paleis Lange Voorhout naar het Binnenhof. (Leeuwarder courant, 21/09/1965)
• Het enige voordeel voor de oudere belastingbetalers is dat het hen de gelegenheid geeft om op de 'jeugd van tegenwoordig' toon op nozems en provo's te schelden, hetgeen de meesten kennelijk een diepe voldoening schenkt. (Hitweek, 25/02/1966)
• Jij zit nu in kringen waar de provo's ook komen of vandaan komen. (Rinus Ferdinandusse: Zij droeg die nacht een paars corset. 1967)
• Vuile provo! Psychopaat! (Johan Fabricius: Het water weet van niets. 1968)
• Een leren jasje. Dat dragen provo's of hoe ze die tegenwoordig noemen. In elk geval jongens met lang haar, die op knallende brommers rijden, waar dan meestal een meisje achterop zit, ook met lang haar en een heel kort rokje. (Cees Buddingh: De avonturen van Bazip Zeehok. 1969)
• Een van de derivaten van het hippiedom was in Nederland het verschijnsel Provo dat zelfs in zijn naam duidelijk maakte dat het provoceren doel was en niet middel. Voor zover in de hippiebeweging hervormingen worden nagestreefd, zijn die vrijwel uitsluitend op de eigen groep gericht. In de Verenigde Staten heeft enige tijd een subgroep, die zich 'Yippies' noemde, politieke activiteiten bedreven, in het bijzonder in de periode voor de presidentsverkiezingen, toen zij steun gaven aan McCarthy door verkiezingsbijeenkomsten van andere kandidaten te verstoren. Toch is het optreden van een dergelijke groep een uitzondering: over vrijwel de hele linie zijn hippies a-politiek en wars van agressiviteit; hun hoofdkenmerk is de weigering zich in te laten met al wat de gevestigde orde doet. Op deze inactiviteit is in wezen ook de vorming van *commu-nes gebaseerd. Vooral in 1969 is de communegedachte sterk verbreid. De bedoeling van de communes is om in een betrekkelijk kleine, doch open groep te komen tot een samen-delen van al wat er aan aardse en geestelijke goederen aanwezig is binnen de commune; in vele gevallen zal zo'n commune polygaam leven, maar essentieel is dat niet. In de commune wordt een zekere economische zelfgenoegzaamheid nagestreefd, maar in de onontkoombare praktijk zal ook de commune telkens weer gedwongen zijn terug te vallen op de geordende maatschappij, zodat in feite ook de commune existeert dank zij die maatschappij. Over de omvang van de hippiebeweging zijn geen exacte gegevens bekend, omdat er geen administratie bestaat en omdat de vermenging van 'echte' en 'plastic' hippies zich niet laat analyseren. Het geheel is echter een beweging van miljoenen. In Nederland zijn vele hippies, en aanzienlijk meer navolgers, traceerbaar in de organisatie die zich Provadyah noemt. De naam is afgeleid van Pro, een vroegere experimentele jazzgroep uit Amsterdam, vadyah, een Sanskritwoord voor muziek en het vraagteken dat het experimentele karakter wil onderstrepen. Provadyah? is dus eigenlijk een variëteit die gefundeerd is op de muziekbeleving, maar daarnaast verscheidene andere activiteiten heeft ontwikkeld. Het aantal leden lag in 1969 in de buurt van driehonderdduizend, verspreid over zeventig gemeenten. (Winkler Prins Jaarboek 1970)
• (Riemer Reinsma: Signalement van nieuwe woorden. 1975)
• De provo's, u weet wel, die jongelui die zaterdagsavonds een soort demonstraties houden die ze happenings noemen. (Martin Koomen: De roze vlag. 1975)
• (Maarten van Nierop: Nieuwe Woorden. Verklarend en verhalend woordenboek van modern taalgebruik. 1975)
• De naam 'Provo' werd gelanceerd door dr. W. Buikhuizen in zijn proefschrift 'De achtergronden van het nozemgedrag' (januari '65). (De Morgen, 27/05/1988)
• Oranje-Vrijstaat: door de provo-beweging ontworpen alternatief voor de verburgerlijkte en verbureaucratiseerde Staat der Nederlanden. Ludiek utopia, waarin de verbeelding aan de macht zou komen en 'het allemaal zou gebeuren'. Provo: jongere die zich keert tegen de gevestigde orde en van wie het protest dikwijls het officiële gezag ontregelende, speelse vormen aanneemt. Term in 1965 geïntroduceerd door de criminoloog W. Buikhuisen ('Deze naam is ontstaan door de eerste twee lettergrepen te nemen van het woord provoceren') en alras opgevat als geuzennaam. Met Oranje- Vrijstaat en provo zitten we middenin de jaren '60. (het Vrije Volk, 05/03/1990)
• Provo wordt in 1965 opgericht te Amsterdam. Hoewel de meeste provo’s vrij jong zijn, is provo eigenlijk geen echte jongerencultuur, in die zin dat een eigen muzikale stijl ontbreekt. (Kitty de Leeuw e.a.: Jong 1950-2000. Gepubl. 2000)
• (Wim Daniëls: Vet! Jongerentaal nu en vroeger. 2004) p. 49
• Wat een eikel die burgemeester, de samenkomsten waren vreedzaam en alleen maar bedoeld om een beetje te provoceren. De kabouters werden daarom ook wel provo’s genoemd. (Peter Langendam: Morgen gebeurt het. 2007)
• En opeens waren daar de provo’s, die in de zomer van ’65 met hun uitdagende gedrag aan de autoriteit van het heersende gezag morrelden. (Rudi Wester: Vriendinnen van vroeger, vrouwen van nu. 2012)
• Zo werden happenings uiteindelijk provocaties. Daarom noemden Van Duijn en zijn vrienden zich ‘provo’s’, naar de term uit het proefschrift van Buikhuisen over nozemgedrag. (Han van der Horst: De mooiste jaren van Nederland. 2013)
• De term ‘provo’ wordt dankbaar opgepikt, al verdwijnen bovenstaande nuances vrijwel meteen naar de achtergrond. Pontificaal prijkt de term ‘provo’ boven artikelen waarin verslag wordt gedaan van de veldslagen tussen de Kikkers en de Plu: ‘Tweehonderd “provo’s” op de been: onrust in Haagse binnenstad’. (Eric Duivenvoorden: Rebelse jeugd. Hoe nozems en provo’s Nederland veranderden. 2015)