Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-03-2021

pop

betekenis & definitie

1) (1869) (oorspr. stud.) gulden. Oneerbiedig genoemd naar de Nederlandse maagd op het oude muntstuk. Voor de gulden kende men vroeger een resem populaire benamingen: baardmannetje*; bal*; kakie*; man* met de stok; piek*; pieterman*; sjoof (of soof)*; voorwiel*.

• Van Tuyll, geef me eens duizend pop. (P.A. Daum: Uit de suiker in de tabak. 1885)
• Ik zal 't wel zóó voor je rooien, dat je niets anders hoeft af te geven dan de avond-kosten; dan hou je allicht een goeie vijf, zeshonderd pop over.’ (Justus van Maurik: Papieren kinderen. 1888)
• Pop, gulden. Studentenw. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Ze wou me vijftig pop lenen. (Herman Heijermans: Kamertjeszonde, 1898)
• Breng Das Kapital naar de Ouwemanhuispoort. En knappe jongen als je ’r tién pop uitslaat!.. (Herman Heijermans: Het zevende gebod. 1899)
• Pop, (stud. e.a.), gulden. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Waarom moest Herman leren bij Cramer?... drie pop per les. (Is. Querido: Levensgang. 1901)
• ‘Denk je wel an 't geld voor de kruiers morgen? Dat wordt toch gauw een paar pop.’ (Jacob Israël de Haan: Pijpelijntjes. 1904)
• Denk je, dat ik niet begryp, dat die met je trouwen wil? Dus ventje, loop nu maar eens met me op; dan zullen we 't over die tachtig pop wel eens worden. (W.A. Paap: Vincent Haman. Tweede druk. 1908)
• Toen Jet de kalfjes ieder vijf pop voorschot in de pootjes had geduwd, zag ze de beestjes beven van gulzigheid en ontsteltenis. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• ‘Verdeelen, want ik ben juist platzak,’ stelde Blanus voor. ‘Dat is de man één pop vijf spie!’ (C.J. Kieviet: Een dozijn Hollandsche jongens. 1919)
• Hoewel veel te klein voor zulke zevenmijlsvoeten, kocht de R.F.C.'er de schoenen voor vier pop en Key en Pil kregen haast een stuip. (George van Aalst: Lotgevallen van een voetbalschoen. 1924)
• Hij sting alsmaar te piekere, hoe-ie het voor mekaar most bokse met de honderd poppe... (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Driemaal honderdvijfenzeventig gulden plus wat ik krijg voor Ati en de barang, hoogstens achthonderd pop bij elkaar. (Beb Vuyk: Duizend eilanden. 1937)
• Gek, dacht ze, hij heeft een lijfrente van zeshonderd pop per maand en wie weet wat nog meer en toch windt hij zich op om mij een hongerloon op te dringen. (A. den Doolaard: Wampie. De roman van een zorgeloze zomer. 1938)
• Die Maatschappij voor Volkscrediet die me toen die driehonderd pop leende, dat is vader. (F. Bordewijk: Karakter. 1938)
• Zeg het nou maar eerlijk: 't Is je om de centen te doen. Vierhonderd pop. (Piet Bakker: Ciske groeit op. 1947)
• "Dertien pop," zei de Alkmaarse chauffeur. (Willy van der Heide: De jacht op het koperen kanon. 1950)
• Gommie, vijftienduizend pop beloning? (Piet Bakker: Kidnap. 1953)
• Ik kan er zo vijfentwintig pop voor krijgen. (Henri Knap: Bent u ook van gisteren. 1955)
• Ik hoor net dat die ouwe snoeper van 'n Soeng, je weet wel, die vent met z'n drie opiumkitten, al duizend pop voor haar geboden heeft, contant op tafel, zeg! (Johan Fabricius: Luie stoel. 1957)
• En toch zou ik je zó an vijftien, twintig pop hellepe. (Johan Fabricius: Het meisje met de blauwe hoed. 1972)
• De chauffeur spreekt perfect hollands. Met uitdrukkingen uit de dertiger jaren. Pop in plaats van rupiahs of guldens. 'Dat gaat u zoveel pop kosten.' (Jan Wolkers: De kus. 1977)
• Ik neem de motorbetjak. Hij brengt mij daar. Ik betaal honderd pop. (Marion Bloem: Geen gewoon Indisch meisje. 1983)

2) (19e eeuw) (meestal verkleinvorm) meisje. Ook als aanspreekvorm.

• Neen pop, al had je borsten als watermeloenen en billen als het Michelinmannetje, dan kreeg je Ger zoover nog niet. (Maurits Dekker: De laars op de nek. Roman 1939-1944. Gepubl. 1945)
• Oldenius, die geen meisje had meegebracht, wankelde op hen af en viel met zijn armen om hen heen. 'Is het een l-lekker popje?' vroeg hij met een dubbele tong... (Boudewijn van Houten: De Ontgroening. 1971)
• Het bureau ligt bezaaid met sollicitatiebrieven, cv’s en foto’s van meiden. Even een nieuw poppetje regelen. (Stella Braam: Tussen gekken & gajes. Avonturen in de undercover-journalistiek. 2003)
• Maak je maar geen zorgen, pop. (Cindy Hoetmer: Het beest in Daisy. 2005)
• Zeg poppie, ik heb vandaag wat dingen te doen. Jij vermaakt je wel? (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• … een zaak waar de dienstdoende dames bovendien dingen zeggen als ‘Kan ik je hellepe, pop?’ – iets waar je op dagen dat je met jezelf in de knoop zit, wel van kan janken, zo lief. (Eva Hoeke: De stad, de kroeg en de man. 2014)
• ‘Geeft toch niks, pop,’ zegt Jens, ‘stuur Max een berichtje en crash gewoon bij mij op de bank.’ (Anke Laterveer: Lefbek. 2016)
• ‘Echt superlekker, poppie,’ complimenteert hij me nog eens met mijn kookkunsten. (Iris Houx: Scoop! 2016)

3) (1970) (inf.) lesbienne. Syn.: blikopenster*; bloemkool*; damesdame*; damesfiets*; kompe*; kuifpikker*; kuttenlikker*; lesbo*; lepsi*; lollepot*; mati*; niemeid*; parelduikster*; pot*; schuurdame*; sneetje* verkeerd; spleetlikker*.

• Pop, lesbienne. (Rouke G. Broersma: Recht voor z’n raap. Jargonboek voor hippe en andere vogels. 1970)

4) (1973) (sold.) vrijpostig: 'Niet te pop hé!' Ook wel: poop.

• Niet te populair (te pop, te poep, te poe, te vrij, te vrie): niet te brutaal, een uitdrukking die door 'ouwe stompen' tegen de jongere lichtingen wordt gebruikt. (Leeuwarder Courant, 06/01/1973)
• (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978)
• (Leen Verhoeff: Soldatenwoordenboek. 1995)

5) (1985) (bridge) honneur.

• Deze artikelenserie wordt geschreven door de Amsterdammers J. Veerkamp en R; Verhoef en er wordt een overzicht in gegeven van het* speciale taaltje van bridgers, het bridgebargoens. Uit die rubriek blijkt dat er verrassend veel benamingen voor de kaarten zijn. Een honneur kan men een "plaatje", "pop" of "prentje" noemen. Het aas is een "orgel" en de heer wordt vaak "pappie" genoemd. Als men het over "het mens", "de duif' of "moeders" heeft dan wordt de vrouw, aangeduid. (Nieuwsblad van het Noorden, 21/06/1985)
• Pop: plaatje. Elke aas, heer, vrouw of boer. (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)