Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-09-2024

Polak

betekenis & definitie

(18e eeuw) (scheldw.) Pool. Vaak ook voor een Poolse jood. In Vlaanderen zou de uitdrukking 'drinken gelijk een Polak' populair geweest zijn (zie o.a. Abraham Roback: Dictionary of International Slurs. 1944). Eveneens in het Frans: 'polack; polaque; polacre.' Zie ook: Polk*.

• Ik ... hadt reets een goedt begrip van de Poolsche Taale, vermits ik op School met veele jonge Polakken gemeensaamlyk verkeerde. (De Sweedsche Robinson, of het Wonderlyk Leven van Gustaph Landkroon. Volgens zyn eige Handschrift in het Hoogduitsch uitgegeeven door G. F. V. M. En nu in het Nederduitsch vertaald. Amst., 1771)
• Polak, m. (-ken), Pool. (I.M. Calisch en N.S. Calisch: Nieuw woordenboek der Nederland-sche taal. 1864)
• Polk, in het joodsch-Duitsch verbasterd van het oud-Duitsch Polack, een Pool. Vaak noemt de volkstaal iederen Joodschen vreemdeling uit het Oosten aldus. Vrouwelijk Polékente, eene Poolsche vrouw (van het oud-Duitsch Poläckin met den chald. vrouwelijken uitgang te vermeerderd). (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Polk, in het Jodenduitsch verkort van het Mhd. Polack, een Pool. Vaak noemt de volkstaal iederen Joodschen vreemdeling uit het Oosten aldus. Vrouwelijk Polékente: een Poolsche vrouw (van het Mhd. Poläckin met den Chald. vrouwelijken uitgang -te). (Jac. Van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
• Polk, Pollek, Pollak, Polak, 'n man uit Polen, de held van vele anecdoten; 'n groot soort augurk; 'wie jener Polak', zooals 'n Polak eens gezegd heeft, je weet wel van die Polak, com-me dit cet autre; 'Polak, wo ist dein linker Ohr?' (met de rechterhand aan te wijzen): dwaze redeneering. (J.L. Voorzanger & J.E. Polak: Het Joodsch in Nederland. Tweede druk. 1915)
• Want voor de Polakken, haar concurrenten van de groote store, daar wou ie heelegaar niets voor vangen. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 28/03/1926)
• Komen ze aan in dat kustplaassie, dat vanzelf nogal erg primitief was, met heelemaal één steenen huis, waar de weduwe in woonde, die een waivischreederij dreef, en met heelemaal één houten winkel van alles, die gehouden werd door de Polakken, - concurrenten tevens van de weduwe in de walvischvaarderij. (M.J. Brusse: De lotgevallen van d’n Ouweheer Dorus. 1926)
• ... de politieke joden, in de terminologie der N.S.B. "Polakken" genaamd... (de Groene Amsterdammer, 13/03/1936)
• Een vuile Polak, die vuil gekleed is, vuil en smerig in aangezicht en handen. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Dat de Polen zich niet wassen en uit luiheid hun baarden laten staan gedurende het ganse seizoen, zodat zij er als boomschorsen uitzien met rode vlekken voor gezichten, dat wisten wij, maar dat het zo erg was in hun hokken, waar zij niemand binnenlaten, ja, dat zouden wij wel eens samen moeten bekijken, zeiden de zwijgende koppen der Vlamingen, die half recht in de bedden, zich trachtten in te beelden hoe vies het daar kon zijn, bij de Polakken. (Hugo Claus: De zwarte keizer. 1958)
• Het scheen wel of ze dit Joodzijn van Léon even graag op de voorgrond stelde als hij het hier, op die goede, overvloedige Keizerlei, wilde vergeten, al kwam er nu en dan zo'n rot-pollak langs, die aanstoot gaf door baard, oorlokken en te breedgerande hoed. (Siegfried van Praag: Jeruzalem van het Westen. 1961)
• Komt er een Polack binnen en als ik nou ergens de schurft aan heb, dan is het aan Polacken. (Armando & Hans Sleutelaar: De SS’ers. 1967)
• 'Rustig,' zei hij. 'Polak?' (Marcel Möring: In Babylon. 1997)
• 'en Joden' was er op het bordje 'Verboden voor honden' bijgeschilderd, toen de Duitse joden, de oostjoden en de polakken uit de stad verdwenen. (Jan Cremer: De Hunnen. Deel III: Vrede. 1983)
• De kamertjes van de paters zijn omgetoverd tot hotelkamers. 'Allemaal verhuurd aan Polakken.' (HP/ De Tijd, 13/08/1999)
• (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• Polak, (scheldnaam voor) Pöol. (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• Ik zag daar een Polak die een leren jack en twee spijkerbroeken kreeg. (HP/ De Tijd, 10/05/2002)

< >