Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-10-2021

poekie

betekenis & definitie

1) (begin 20e eeuw) (< Mal.) vagina. Typische naam voor een kat. Vgl. poes*. Zie ook: poekedoos*.

• (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)
• Buiten het gehoor van Lisa wisselen ze de woorden uit die alle jongemannen overal ter wereld mekaar leren: njentot, neuken; poekie, kut; pèpè, kuttekop, snol; boetoe, dikke lul; kolera, stuk verdriet. (Fred Lanzing: De Nisero-affaire. 2009)
• Ze werd Poekie genoemd, omdat dit als schattige knuffelnaam gold. Uit toko-overlevering wisten wij echter dat 'poekie' Maleis is voor 'kutje'. Zo is 'poekie ajam' geen exotische lekkernij, maar gewoon een kutkip. (Dagblad de Limburger, 13/11/2010)

2) (2013) (inf.) schatje, liefje. Zie ook: poekoe*.

• We zullen voortaan proberen om het gedienstige: ‘Wil je nog een biertje, poekie?’ zo gunstig mogelijk te timen. (Daphne Deckers: Typisch Nederlands. 2013)