Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-08-2023

plomp

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Barg.) water (van gracht of kanaal). In de Zaanstreek: de plomperd. 'De grote plomp': de zee. 'In de plomp gooien': in het water gooien.

• Met zoo'n vletje op de groote plomp... potsterdik maat... dan be' je toch ommers de keizer!’ (M.J. Brusse: Landlooperij. 1906)
• 'Als ie binnen 't uur mijn huis niet uit is, gaat ie in de plomp',
(Louis Davids: Het hondje van Dirkje. 1925)
• En dat je dan zomaar in de plomp kiepert. (Jan Mens: Koen. 1941)
• Pietje ging de plomp in. (Maurits Dekker: Amsterdam bij gaslicht. 1949)
• Jan, jongen – wat jofel dat jij die vent uit de plomp hebt gehaald! (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• Almaar zwalken op de grote plomp en een ander ondertussen je boterboekie volmaken! (Willem van Iependaal: Vlieg er eens uit. 1950)
• Zonder zwemvest de plomp in. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• Bemanning, misschien. Maar passagiers? Ik vóél me gewoon al de plomp in smakken. (Willy van der Heide: Nummer negen seint New York. 1954)
• Vooruit, de plomp in met die boef. (Willy van der Heide: Een radarboot als zilvervloot. 1954)
• Een van de grijsaards die zich rond de vijver ophield, viel met een plomp in de plomp. (Remco Campert: Het leven is vurrukkulluk. 1961)
• Wil je voor dat smerige zootje soms de plomp in duiken? (Harry Boting: Wie geeft me de jatmous? 1965)
• Ze wou achteruit, maar ze ging met vol gas de plomp in. (Rinus Ferdinandusse: Stukjes in de kraag. 1965)
• De plomp in met hem, jongens! (Willy van der Heide: Dick Boei en de Bermbandieten. 1968)
• Want je weet, ze halen gemoedereerd je portemonnee uit je zak, terwijl je in de plomp ligt. (Simon Carmiggelt: Twijfelen is toegestaan. 1970)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Nee niet vliegen, gekkie, maar fijn kikkeren van bubbelebubbel weet-je-wel, ploeps in de plomp. (Ben Borgart: Fontana. 1988)
• En neemt u maar van mij aan dat er in de loop der jaren heel wat kopje-onder zijn gegaan in die rottige vijvers en dat de helft ervan niet boven is gekomen. Ik heb weleens gevraagd, is het niet verstandig om die plomp te dempen? (Yvonne Keuls: Meneer en mevrouw zijn gek. 1992)
• (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• … een bank beroven, naar Vuurland emigreren, de plomp inlopen, … (Anneke Brassinga en Freddy Rikken: Tussen vijf en twaalf. 2005)
• … de greppels lopen weer vol en als ik in de plomp zak, roep ik: “Ik heb nat seik!” (Adriaan van Dis: Leeftocht. Veertig jaar onderweg. 2007)
• Ik keek nog eens naar Snuffie. Die dreef langzaam af onder de brug door naar het andere eind van de plomp. (Erica van Dam: Simpel. Columns. 2009)
• Wég onderlijf. Hij zakte vlak voor mijn ogen ineens de grond in, leek het wel. In de plomp gezakt. (Willem Nijholt: Met bonzend hart. Brieven aan Hella S. Haasse. 2011)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• Peter vergat zijn manke poot en gaf er eentje zo’n rottrap dat die van de brug zo de plomp invloog. (Het beste uit Koud bloed. 2013)
• Er is ook een gerucht dat hij het hele pakket meteen de plomp in heeft gesodemieterd. (Vico Olling & Martijn Haas: De kouwe ouwe. 2017)
• We kregen zelfs nog wat van die prijs af, toen bleek dat we hem letterlijk in gezonken staat uit de plomp moesten trekken. (Def P: Heen e… Onweer. 2020)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)
• Als jij morgen met je straalvliegtuig met de Royal Family - koninklijk de plomp ingaat, heb ik vergeefs belasting betaald. (Willem de Kleynen: Het regeringstoestel. 2021)

2) (19e eeuw) (inf.) grote hoeveelheid. Vooral gezegd van melk of water.

• 'n plomp melk. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• De Engelsen zijn de grootste theedrinkers ter wereld. Per hoofd gebruiken zij 10 pond thee per jaar, heel sterk gezet en met een plomp melk erin. (Algemeen Handelsblad, 16/09/1954)
• Plomp, Grote hoeveelheid. | De koeie geve ’n plomp melk. D’r is vennacht ’n plomp water vallen. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Je hebt koeien, dan ben je aan het voeren, en het wil maar niet. En je hebt koeien, daar doe je niks aan en er zit een plomp melk in. (Jan Douwe van der Ploeg: De virtuele boer. 1999)