Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-08-2023

pimpelen

betekenis & definitie

(17e eeuw) (inf.) stevig drinken. Letterlijk betekent deze uitdrukking het leegdrinken van zgn. pimpeltjes, kleine glaasjes. Het WNT citeert o.a. het 'Woordenboek der Nederduitsche en Fransche Taalen' (1710) van F. Halma: 'Hy pimpelt sterk. Il ne fait que buvoter'.
Een hedendaagse variant is: van pimpelestein* gaan.

• Of zouden onze zoete Jan Salietjes zich misschien zat en stom moeten pimpelen aan onze verfoeilijke jenever, die Hollandse opium? (klikspaan: Studenten-leven. 1844)
• ‘Dat's juist je ongeluk; je bent anders waarachtig een goeie vent, als je maar niet zoo....’
‘Pimpelde, hé? - Och! spaar je Philippica's, die kennen we; ik weet wel, dat je 't goed meent, mon Prince, maar ik ben nou eenmaal zoo'n likkebroer, en daar is niets aan te veranderen. Heb je nou waarachtig niks, - niemendal?’ (Justus van Maurik: Papieren kinderen. 1888)
• Over 't algemeen drinkt de inlander gaarne zulke laffe, zoetige of zurige mengsels, waarvan een Europeesch gehemelte gruwt. In den regel gebruikt hij daarentegen geen sterken drank, maar gebeurt het dat hij bij feestelijke gelegenheden zich er aan te goed doet, dan levert hij het bewijs dat hij, met eenige oefening en volharding, even goed zou kunnen ‘pimpelen’ als zijn meer beschaafde blanke broeder. (Justus van Maurik: Indrukken van een 'Tòtòk'. Indische typen en schetsen. 1897)
• Me héel léve lang heef 'k zoet gegete!.... en gepimpelth! (Is. Querido: Levensgang. 1901)
• 'Je bent erg vrolik van avond. Zeker veel Champagne gepimpeld.' (Marcellus Emants: Inwijding. Haags leven. 1901)
• ‘Bee je nou razend, man?’ zei ze, ‘begin je nou al te pimpele? 't Is ommers nog veuls te vroeg!’ (Chr. Van Abkoude: Jan Boenders. Hoe een echt Hollandsche jongen in Amerika rijk werd. 1913)
• Je pimpelt toch geen stiekeme slokkies onderwijl ik weg ben... (Willem van Iependaal: Adam in ongenade. 1938)
• En 's middags deed zich vaak nog de gelegenheid voor om mee te gaan naar een der herbergjes buiten de stad, waar zij ongestoord konden pimpelen. (A.C.J. de Vrankrijker: Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven. 1939)
• Voor het Bargoens valt nog te wijzen op de grote uitbreiding die het suffix{e)rik verworven heeft. Vergelijk ook de toevoeging van de uitgang éren, met komische bedoeling, b.v. haseléren: als een haas op de loop gaan, of de verlenging pimpeléren naast pimpelen (Gallitalo). (C.G.N. De Vooys: Oorsprong, eigenaardigheden en verbreiding van Nederlands "slang". 1940)
• Piet zei, dat er een heel stelletje van hen zaten te pimpelen in het Rieten Mandje, als hij daarheen ging kon hij een goeie vangst doen. (Jef Last: Vingers van de linkerhand. 1947)
• Een zuippartijtje 's middags, 's avonds met wat kameraden al pimpelend van kroeg tot kroeg... (A.M. de Jong: Het geslacht Verhagen. 1956)
• Bazip heeft er destijds erg om moeten lachen, het was op een fuifje bij Frigge thuis waar ze flink hadden zitten pimpelen. (C. Buddingh: Avonturen van Bazip Zeehok. 1969)
• Ze mocht dan gepimpeld en gekijfd hebben, maar ze was een moeder, net als Prul, besefte hij nu. (Frans Kellendonk: Mystiek lichaam. 1986)
• 't wordt weer pimpelen vanavond. (Jan de Hartog: De Commodore. 1987)
• Die twee hadden kennelijk al een tijdje zitten pimpelen. (Marjan Berk: Rook in de ribben. 1987)
• Zelfs de moffen pimpelden ze onder tafel. (Lisette Lewin: Een hart van prikkeldraad. 1992)
• Nee, bisschop, het geweld heeft een heel andere oorzaak. Namelijk: drank. Overal waar mensen (beter gezegd: mannen, want vrouwen doen zoiets zelden) elkaar verrot slaan of schoppen, werd vooraf gepimpeld. (Maarten 't Hart: De gevaren van joggen. 1999)
• … en Pims vrouw zit er gewoon bij en pimpelt vrolijk mee. (Paul Verhuyck: Hout en koper. 1999)
• Maar aan een lange tafel aan de andere kant van de eetzaal wordt flink gepimpeld. (Elsevier, 19/06/1999)
• (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• En als ze gepimpeld had, trok ze haar kleren uit of plaste ze in haar broek. (Monika van Paemel: Celestien; de gebenedijde moeders. 2004)
• ‘Een pimpelende geheelonthouder,’ roept Jacob. (Willem van Toorn: Stoom. 2005)
• Maar ik had Julia toch makkelijk ter sprake kunnen brengen toen wij daar op dat vlondertje zo prettig zaten te pimpelen? (Maarten ’t Hart: Verlovingstijd. 2009)
• Zomaar zestig euro extra, gewoon terwijl we zaten te kletsen en te pimpelen! (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 3. 2014)
• Geen geklooi met cocktails en ander hip gedoe en laat de dames maar pimpelen met hun laffe lauwe proseccootjes. (Jaap Bartelds: Het ABC van de Nederlandse gezelligheid. 2015)
• Onder de aanwezigen was een dame van middelbare leeftijd -die duidelijk al flink aan het pimpelen was geweest- met een veel jongere, goed uitziende man aan haar zijde. (Frans van Liempt: Kalapati. 2015)
• Wessel Stols was amper in staat geweest zich staande te houden; hij tolde, als na een avond zwaar pimpelen. (Pieter Waterdrinker: Poubelle. 2016)
• Het bootjevaren en gezellig pimpelen is een doevriendschap die vastzit aan rituelen … (Jacques Klöters: Voorwaarts leven, achterwaarts begrijpen. Mijn journaal. 2016)
• Net zoals ze met verjaardagen geen cadeaus kregen, waren er ook geen vakanties of dagjes uit. Daar was geen geld voor. Dat gold niet alleen voor de kinderen, maar ook voor haar ouders. Soms gingen die weleens naar vrienden een paar dorpen verderop. Op de brommer, ma achterop. Dan zaten ze behoorlijk te pimpelen. (Anita Terpstra: Het huis vol. 2018)
• Het vervelende van gezond oud worden, is dat je eigenlijk niet moet drinken. Mijn generatie is gewend om altijd enorm te pimpelen. (Barbara van Beukering: Kruip nooit achter een geranium. 2018)
• Zo bleven we zitten pimpelen tot de schemering kwam opzetten, binnen eerder dan buiten. (A.F. Th. Van der Heijden: Mooi doodliggen. 2018)
• Een brunette en twee blondines op hoge hakken, in zilveren feestjurkjes, stonden naast het fonkelende water champagne te pimpelen. (Pieter Waterdrinker: Biecht aan mijn vrouw. 2022)