Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-02-2021

patattencoureur

betekenis & definitie

(1966) (Vlaanderen, scheldw.) renner met weinig talent en inzet. Patat is Zuid-Nederlands voor aardappel en in gemeenzame taal ook: sufferd. Het scheldwoord refereert echter aan de (Zuid-Nederlandse) uitdrukking ‘meedoen voor een zak patatten’: meedoen voor Piet Snot.

• „We gaan nu”, stelde Pijnenburg, wiens eerzucht legende is geworden, voor „een paar ronden terugpakken”. Slaats, in vele kranten geprezen als de gentlemanrenner, antwoordde: „Daar doe ik niet aan mee. Afspraak is afspraak.” Pijnenburg is toen ontzettend kwaad geworden en op het hoogtepunt van die ruzie liet hij een scheldwoord vallen dat in rennerskringen geldt als een diepe belediging: „Patattencoureur”. (Algemeen Dagblad, 10/12/1966)
• Die Van Keirsbulck is al lang uitgewoond (conditioneel ingestort) en weggedrumd (naar achteren gereden) als de kleppers (toprenners) een keertje flink aan de boom gaan schudden (het tempo zodanig verhogen dat er renners moeten lossen). Kurt is er 'n echte patattencoureur (specifieke criteriumrenner) die blij mag zijn als-ie met zijnen gaspijpenfiets (fiets van goedkoop materiaal) het laagvliegrondje (snel, lichtlopend criterium-parcours) van Sint Job in 't Goor op zijn palmares (erelijst) kan bijschrijven. (Nieuwsblad van het Noorden, 02/04/1990)
• Echte kleppers dienden zich deze editie niet aan, wel werd Rominger ontmaskerd als patattencoureur. (Algemeen Dagblad, 24/07/1995)
• Petattenkoureurke: derderangswielrenner die uitsluitend in kermiskoersen aan bod komt en bij manier van spreken voor een zak petatten meerijdt. We denken hier aan Nar (neus) Nasson van de Seefhoek, die in zijn tijd bijna altijd als laatste over de eindmeet kwam. (Jack de Graef: Het Antwerps Dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999)
• Wieltjeszuiger, patattencoureur, brokkenpiloot: er zijn genoeg titels waarmee een wielrenner niet wil worden aangesproken. (het Parool, 12/10/2002)
• Wee de Tourrenner die, ondanks de rustdag van gisteren, voort moet met flanellen benen, gevuld met pap. Al op de eerste de beste molshoop of pukkel (mini-col) voelt hij de hete adem van de man met de hamer, meedogenloos sloper van krabbers, tobbers, harkers en patattencoureurs. (Trouw, 17/07/2003)