Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-01-2023

patatliberaal

betekenis & definitie

(2017) (spot.) liberaal die niet zo’n grote denker is (en volgens sommigen te weinig inhoud heeft), die van oordeel is dat het liberalisme een beetje leuk moet blijven. PvdA-fractievoorzitter Sybren Piersma noemde de Nederlandse politicus Frits Huffnagel (VVD) ooit een patatliberaal. Zie ook: champagnesocialist*; kaviaarsocialist*.

• Patatliberaal Henry Keizer rijdt een Mini Cooper van zijn crematiemiljoenen. (www.quotenet.nl., 03/05/2017)
• “Het anti-intellectualisme bij de VVD kent een rijke traditie. Het begon natuurlijk allemaal met Hans Wiegel, die met zijn schoolkrantcolumn in De Telegraaf een passend sluitstuk geeft aan een leven lang overgewaardeerde gewoonheid. Na Wiegel kwamen in de jaren negentig de altijd vrolijke patatliberalen, die het liberalisme definiëren als: alles moet wel een beetje leuk blijven. Borrelaars als Frits Huffnagel en Onno Hoes, niet volstrekt stupide, maar toch ook zelden te betrappen op goede ideeën.” (www.bnnvara.nl, 23/08/2021)
• Zo is Sander Schimmelpenninck een enthousiast verrijker van de woordenschat. Zijn specialiteit, de bijnaam, is steevast een samenstelling van twee – liefst allitererende – zelfstandig naamwoorden. De slachtoffers zitten in de politiek, zoals ‘carnavalsconservatief’ Thierry A. en ‘roebelreptiel’ Thierry B., of in de journalistiek, met ‘penopauzale prostaatpopulisten’ als Wierd Duk, ook wel ‘onderbuikdansers’ of ‘drogredenroepers’. Vaak op de ‘domrechtse’ flank dus (dat woord bestond overigens al), maar niet altijd, zie bijvoorbeeld ‘knuffelcapuchon Alexander Klöpping’. De p blijkt een lekkere letter, zo heeft Schimmelpenninck het over ‘proletenpopulisten’ en ‘patatliberalen’, die de boomerbode (Elsevier) lezen. (De Volkskrant, 28/12/2022)
• Overigens is dat hetzelfde links dat zich niet zelden uiterst neerbuigend uitlaat over de 'dom-conservatieven' en de 'patatliberalen'. (HP/ De Tijd, december/januari 2022/2023)