Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-08-2023

pan

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (inf.) rommel; bende; zootje; herrie. 'De hele pan': de hele rommel, de ganse bende, het zootje. Vandaar ook: warboel, herrie. Verwijzing naar datgene wat zich in een pan bevindt en dit in ongunstige zin.

• De pandjesbaas woont in het benedenhuis; het ziet er daar nog al wonderlijk uit; zoo'n echte hurriewinkel - een pan, zooals ze hier zeggen - van alles door elkaar. (Justus van Maurik: Krates, een levensbeeld. 1885)
• Die maatschappelijke standen … een rotzooi is 'et … de heele maatschappij trouwens … een rotzooi … niks anders … een vuile pan.... (H. Robbers: De gelukkige familie. 1909)
• Ziezoo, nu wist Eddy wel, wie hij vragen zou. Nou werd het 'n lollige pan! (J.B. Schuil: De A.F.C.-ers. 1915)
• En Thijs, - die warendig zijn horloge vergat op te halen, - mocht mee met afgebeulde Sientje. En Jaap met zijn jonge frommes. Enfin, de heele pan. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• 't Was toch zoo'n pan op de H.B.S. Die Piet van Hoeven begon te grienen, omdat ie bleef zitten. (A.J. van der Knaap: Op den Hallenburg. 1930)
• Niet alleen om de film te zien, gaan de jongens erheen, maar ook om eens fijn pan te maken, vooral als de film verveelt. (H. Dijkhuis: Vijftig dagen in een Jordaans kosthuis. 1939)
• Nou en we hadden les van den Neus... je weet wel, planten dierkunde... en die man kan geen orde houden... het is een reuze pan bij hem in de klas... (Diet Kramer: Roeland Westwout. Roman over jonge menschen. 1940)
• „Wat een pan”, zei ik zorgelijk, mijn kamerjas om mijn beenen trekkend en naar de deur schrijdend. „Nu moet ik wéér eens naar mijn DirecteurUitgever. Wéér eens naar Canossa”. (Willem W. Waterman: Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? 1944)
• In gedachten vraag ik mij af: hoe komen zulke nette mensen in zo'n pan. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• Dat wordt donderen, we zitten an de pan. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• Zaterdagavond zijn de „Rolling Storves” in het Kurhaus van Scheveningen opgetreden. Hetgeen verwacht werd, gebeurde ook inderdaad: het werd, om in tienertaal te spreken „een pan”. (De nieuwe Limburger, 10/08/1964)

2) (19e eeuw) (inf.) gevangenis.

• Hij gaat naar het panneken. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)

3) (1968) (inf.) brood. Vgl. paal*.

• Ik begon met pannen pikken. Wat brandde ik m'n jatten vreselijk aan die hete rotbroden. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)

4) (2013) (inf.) mond. Syn.: babbel*; bakhuis*; bakkes*; bakoven*; bek*; boterschuif*; brievenbus*; broodmolen*; eethoek*; gebbe*; gieber*; gleuf*; gofferd*; hapsnap*; kakelaar*; kakement*; klep*; klepper*; kuchmolen*; laadklep*; lazarusklep*; maalder*; machine*; menageklep*; moel*; moffo*; mondwerk*; muil*; murf*; rabbelzak*; ratel*; reep*; roeper*; scheur*; schreeuwer*; schuurdeur*; smikkel*; smoel*; snabbel*; snater*; snavel*; snazzel*; snoet*; tater*; tetter*; toet*; toeter*; vreetbak*; vreten*.

• Houd je pan dicht. De Pijp is aan het woord. (Mano Bouzamour: De belofte van Pisa. 2013)

5) (2019) (inf.) hoofd. Verkorting van hersenpan. 'Een glazen pan hebben': kaalhoofdig zijn. Deze uitdrukking werd reeds opgetekend aan het begin van de twintigste eeuw.

• De zon brandt op mijn kale knar. Als ik het keppeltje ophoud ontstaat er dus een witte cirkel op mijn verbrande pan. (Youp van ’t Hek: Lonely at the top. 2019)

6) (1984) (televisie, film) (< pan - afk. van Eng. panoramic: panoramisch) panoramashot, zwenking van de camera van links naar rechts of omgekeerd, in een horizontaal vlak. Zo wordt een personage gevolgd dat van de kast naar de tafel loopt of andersom. Soms verward met de rijer. Een zeer snelle pan noemt men ook zip(pan). In Nederlandse studio's worden de Engelse termen tilt-up en tilt-down dikwijls vervangen door pan-up en pan-down - onjuist, maar jammer genoeg ingeburgerd.

• Een pan is een panoramische opname. De camera gaat van links naar rechts of andersom. Een zip is een zeer snelle panoramische beweging. (Algemeen Dagblad, 29/09/1984)
• (Wel, en ook. Het Grote Jaap Knasterhuis Filmwoordenboek. 1989)
• Vanuit close-up uitzoomen is speels. Ga bij het maken van een panoramische opname (kortweg een 'pan', waarbij de camera horizontaal langzaam van links naar rechts of omgekeerd beweegt) nooit terug. (De Telegraaf, 11/05/1991)