Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 02-04-2022

pampergeneratie

betekenis & definitie

(1991) (sociologie) jongvolwassenen, geboren in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw, beschermd en verwend opgevoed en met heel veel mogelijkheden op professioneel en persoonlijk vlak. Zie ook: achterbankgeneratie*; apenstaartgeneratie*; bananengeneratie*; boomeranggeneratie*; caravangeneratie*; confettigeneratie*; duimgeneratie*; Einsteingeneratie*; knarsgeneratie*; Nintendogeneratie*; patatgeneratie*; pretparkgeneratie; sandwichgeneratie*; shufflegeneratie*; sleur- en pleurgeneratie*; tostigeneratie*; verloren* generatie; wikigeneratie*.

• Nederland heeft aldus nog lang niet te maken met een , door de pers nogal eens geopperde, omvangrijke “ Pamper - generatie ' die het in ' Hotel Mama ' , zo goed heeft dat zij geen reden ziet om zelfstandig te gaan wonen. (Sociale atlas van de vrouw. Volume 4. 1991)
• Wie zo'n Spartaanse kindsheid krijgt, iaat zich later nooit meer in de luren leggen. Maar ja, kom daar nog maar eens om. Binnen een paar jaar zal een of andere voetbalcoach dus de Pamper-generatie introduceren. (De Stem, 24/09/1992)
• Je weet als achttienjarige ook niet veel van de wereld. We zijn verwend, de pampergeneratie. (De Standaard, 18/04/2008)
• Sociologen denken dat dit komt omdat de twintigers en dertigers van nu – de zogenaamde 'pampergeneratie' – te weinig frustratietolerantie heeft. (Carolien Roodvoets: De duivelsdriehoek: de psychologische achtergronden van overspel. 2015)
• De jongeren van nu worden ook wel 'de pampergeneratie' genoemd. Verwende en te beschermde kinderen, die daardoor later depressief zouden worden en slecht zouden presteren in de samenleving. (De Telegraaf, 14/02/2020)

< >