Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 29-01-2021

opruimen

betekenis & definitie

(1970) (euf.) vernielen; doden.

• Zij hebben gisteren een politiepost opgeruimd. (Leonard Huizinga: Bezeten wereld. 1970)
• Als je Gerrie wilt opruimen, dan moet je het laten doen. (Nieuwe Revu, 10/11/1999)
• Achteraf zijn nogal wat ex- commandanten omgekomen bij vetes in de Servische onderwereld, of opgeruimd omdat ze 'te veel wisten'. (NRC Handelsblad, 20/11/1999)

< >