Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 19-02-2023

ondersteek

betekenis & definitie

(1940) (scheldw.) klein iemand. Syn.: onderkruiper*.

• onderkruip en ondersteek (klein kereltje). (G.S. Overdiep: De volkstaal van Katwijk aan Zee. 1940)
• In haar linkerhand hield ze een ondersteek, zo ver mogelijk van haar platte lichaampje af; met haar rechterhand drukte ze het glimmende deksel er stevig op. (C. Buddingh: Misbruik wordt gestraft. 1967)

< >