(1988) (scheldw.) (onder voetbalsupporters) klootzak; rotzak. Ook voor gezagdragers zoals politieagenten.
• Krijgtie de pleuris met z’n rijbewijs. America, land of the free... Stelletje boeren! NSB’ers! (J.A. Deelder: Drukke dagen. 1988)
• 'Sukkel' moet een politieman slikken. Maar scheldwoorden als kankerslet, nazi, SS'er, fascist en NSB'er kunnen een bon opleveren. Het Amsterdamse korps is in Nederland koploper in het verbaliseren voor het beledigen van agenten. (het Parool, 14/05/1999)
• De scheldwoordenschat in Nederlandse voetbalstadions is ontstellend simplistisch van aard. Iedereen die niet uit de Randstad komt, is een ‘boer’, supporters van clubs in de buurt van de oostgrens heten ‘moffen’ of ‘NSB’ers’, Amsterdammers zijn ‘joden’ en MVV’ers ‘vlaaien’. Omgekeerd hebben supporters van De Graafschap en PSV het woord ‘boer’ als geuzennaam geannexeeerd, in ‘wij zijn superboeren’, zoals ook Ajacieden zingen dat ze ‘superjoden’ zijn. (Elsevier, 09/11/2002)
• Als je ziet wat er allemaal naar mij wordt gemaild. Ik ben al voor NSB’er uitgescholden. (NRC Handelsblad, 14/10/2005)
• Dat burgemeester Job Cohen een week na de herdenking van de moord op Theo van Gogh -die hem een NSB’er noemde- en alle mooie woorden over vrijheid van meningsuiting spandoeken laat weghalen, maakt hem Verliezer van de Week. (Nieuwe Revu, 16/11/2005)