Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-08-2023

nor

betekenis & definitie

1) (1870) (oorspr. sold.) gevangenis. Betekent eig.: vuile plaats; hok. 'De nor indraaien'. Bargoense syn. voor gevangenis zijn o.a.: bajes*; ballon*; bazaar*; bonenhotel*; gribus*; hotel* Bellevue; hotel* de houten lepel; kaleboes*; kassement*; kiekeboe*; lik*; mop*; nekof*; pakhuis*; Rijkshotel*; schuurtje*; Sing* Sing; spinhuis*; Spijkerborn*; Stap* Jan; tofes*; Universiteit*; villa* Duinzicht.

• Gij hebt ook geen geld: ik zal de zwarte nor (cachot) in moeten en de braceletten (handboeien) er bij hebben als een dief, dat spreekt, - zoo ik niet nog gedegradeerd word bovendien.’ (Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1870)
• Nor (In de -, (mil.), in de arrestantenkamer. Nor = een vuile plaats, een akelig hok. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Denzelfden avond dat ze gelost waren, gaan Dorus en z'n makker den wal op: zien ze twee klabakken die hun passagier, zoo dronken als 'n eend, naar de nor brachten. (M.J. Brusse: De lotgevallen van d’n Ouweheer Dorus. 1926)
• Allee! Goddome, kat! In de nor blijven, jij! (Willem van Iependaal: Adam in ongenade. 1938)
• Ik zal de nor wel indraaien. (Herman Looman: Don Bom Bassie, de brave boef. 1943)
• Hij had al eens in de nor gezeten, en hierdoor kon zijn strafregister weer heel wat verzwaard raken! (Louis Paul Boon: De liefde van Annie Mols. 1959)
• Al reed die vent naar Transvaal, hebben zou hij hem! En de nor indouwen! (Toon Kortooms: Help! De dokter verzuipt... 1968)
• (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• … een bontwerker met de handen van een gauwdief, die godlof na zijn ontslag uit de nor naar het Duitse Keulen was vertrokken… (Theun de Vries: Torrentius. Het feest en de storm. 1998)
• (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• (Van Dale Modern Bargoens Woordenboek. 2009)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (1923) (verkorting van) normaalschool.

• En moet zij die nu straks gaan uitleggen, net als Sipman, haar ouwe leeraar van de ‘nor’? (Paulina Jacoba Cohen- de Vries: Uit de school geklapt. 1923)
• Op de ‘Nor’ was het natuurlijk wel dadelijk beter gegaan. De meisjes daar waren ouder, merendeels beschaafder, en wat verstandiger. (Carry van Bruggen: De klas van twaalf. 1926)