Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-02-2022

netwerken

betekenis & definitie

(1986) (inf.) zoveel mogelijk invloedrijke mensen bevriend maken, waardoor men een persoonlijk netwerk krijgt.

• Vredesvrouwen gaan netwerken. (De waarheid, 22/09/1986)
• Vrouwennetwerk adviseerde de aanwezigen veel meer te netwerken. „Wie zich aansluit bij een netwerk kan deelnemen aan het informele circuit dat vaak heel belangrijk kan zijn. Voor mannen is het heel gebruikelijk om deel uit te maken van dat netwerk. Na zeven jaar vrouwennetwerk kan ik zeggen dat regelmatig met elkaar praten voor velen een goede ruggesteun is geweest", aldus mevrouw Veldhuyzen. (Limburgsch dagblad, 23/10/1987)
• Ik ben gaan 'netwerken’. Dat betekent dat ik iedereen die ik kende, heb gebeld of aangeschreven. (Nederlands Dagblad, 17/12/1993)
• Voor sommige kunstenaars behoren de mogelijkheden om te ‘netwerken' en om zich te presenteren zelfs tot de belangrijkste redenen om zich bij de Rijksacademie in te schrijven. (De Volkskrant, 09/12/1994)