Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-01-2021

naatje

betekenis & definitie

1) (1967) (Barg.) (vaak gevolgd door: 'met de pet op') waardeloos; halfbakken; slecht; vervelend. Nog steeds populair, vooral in jongerenkringen: het eten is weer naatje! Ook: 'het is natemetaat' en 'zeg Uwes maar Naatje' (verouderde Amsterdamse uitdrukking) `noem me maar geen mevrouw of juffrouw'; bij uitbreiding `maak maar geen complimenten'. Naatje is een inmiddels uit de mode geraakte meisjesnaam. De herkomst is niet zeker, al kan het woord refereren aan het in 1856 opgerichte monument op de Dam (een vrouwenbeeld, voorstellende de Eendracht der Hollandse Natie), door Amsterdammers Naatje genoemd. Maurits Dekker in 'Amsterdam bij gaslicht' (ongedateerd): `In de tijd waarover ik thans schrijf, ongeveer omstreeks 1910, vond men hier echter nog wel het "Monument van de Volkswil 1830" of het "Eendrachtsbeeld", door iedereen familiaar Naatje genoemd.' Het beeld moest in 1914 plaats ruimen voor de tram. Volgens Endt en Frerichs (Bargoens Wdb.) zouden de letters NATIE in de opschriften door weinig spellingvaste voorbijgangers als NATJE zijn gelezen, waardoor de link werd gelegd met naadje `vrouwelijk geslachtsdeel', met ontsnappingsmogelijkheid naar het onschuldige (Mi)naatje. Tegelijkertijd ontkracht de auteur die stelling door een zekere H. Brugmans te citeren, die weet te melden dat naatje al veel eerder in de volkstaal werd gebruikt. Er bestaat ook een andere herkomstverklaring. De uitdrukking zou kunnen verwijzen naar de erbarmelijke staat waarin het beeld al snel geraakte en dus 'waardeloos' werd. Zie ook naatje pet; natemetaat*; schijt hebben aan dronken Naatje. Vgl. ook: knudde*.

• Kijk, als ik nou een man had
Zo’n trouw kameraadje
Dan bracht-ie een toastje met zalm op een blaadje
Maar ach het is naatje
Ik heb helemaal geen vent. (Adèle Bloemendaal: Een tikkeltje indolent. 1967)
• Maar één ding is zeker, wat jullie tussen je benen hebt hangen stelt helemaal niets voor, dat is helemaal naatje! (L.F. Céline: Reis naar het einde van de nacht. 1968)
• Zo’n onbekende jurk is één en al uitdaging. Door het feit van het inschuiven erin van je eigen hebben en houwen, kun je aan den lijve gaan ontdekken of in de onbekende wellicht een potentiële beminde kan schuilen. Dat is pas passen. Dat is avontuur. Derhalve lijkt me die magische voorschuiigeschiedenis volstrekt naatje: waardeloos en verwerpelijk. (De Volkskrant, 14/09/1968)
• Ik vind het maar naatje
Te gaan langs het paadje
Van jullie doodchique fatsoen. (Wim Sonneveld: Ik heb er genoeg van. 1969)
• Het principe van de gewone kachel is naatje. Dat weet iedereen. (NRC Handelsblad, 11/12/1973)
• Het beeld kreeg de bijnaam „Naatje" en werd daarmee naamgeefster van de typisch Amsterdamse uitdrukking, ~het lijkt wel naatje" in plaats van ~het stelt niets voor". Couvée schrijft: „Van den beginne heeft er grote tegenstand bestaan tegen dat overbodige monument van rancune en revanche", maar hoewel iedereen er wel van af wou, duurde het tot 1914 voordat Naatje ten behoeve van de tram werd afgebroken. (Nieuwsblad van het Noorden, 01/06/1978)
• dat is naatje: dat is heel vervelend. (Ad van Gaalen en Frans van den Mosselaar: Kèk mè nâh. Plat & bekakt Haags. 1985)
• Normaal gesproken, meneer, is het Nederlandse voetbal waardeloos. Het is niets, naatje, knudde, voor de keutel te duur, als ik het zo eens mag zeggen. (Nieuwsblad van het Noorden, 18/05/1985)
• Dan is er nog het woord „naatje", dat in tegenstelling tot een gangbaar misverstand beslist niet Haags is. Weliswaar wordt het in de hofstad vaak gebruikt, al of niet in combinatie met het scholierenbargoense „onwijs", maar het slaat toch echt op de Amsterdamse stedemaagd. Die keek op haar hoge speld geprikt uit over de Dam, niet tot esthetisch genoegen van de Amsterdammers. (de Waarheid, 13/02/1987)
• Volgens AbvaKabo-bestuurder C. Vrins is het management bij de FNV zelfs `naatje pet'. (de Volkskrant, 20/01/1990)
• De medewerking van de gemeenten was over het algemeen naatje. (NRC Handelsblad, 31/10/1991)
• Dit soort vragen vind ik echt naatje, die horen toch niet op een eindexamen thuis. (Algemeen Dagblad, 23/05/1992)
• Mijn taalgevoel is naatje. (HP/ De Tijd, 07/05/1999)
• Over de zwemster Terpstra is nooit gedicht, wel heeft ze zelf eens wat op papier gezet. Het gaat niet over sport, maar ze draagt het toch even voor: 'O ellendeling ik haat je, je gedrag was gisteren naatje', zo begint het. (Trouw, 27/01/2006)
• Iets is naatje, dus niks, en die uitdrukking hebben we te danken aan het standbeeld Naatje op de Dam, dat al snel in het ongerede raakte. (het Parool, 25/03/2006)
• Het is al jaren naatje pet met mijn libido. (Opzij, maart 2008)
Ik vind het ook naatje, al die stijve harken met hun gegalm, het is om bij in slaap te vallen. (Martin Schouten: Het palingoproer. 2012)

2) (1856) (Amsterdam) bijnaam van het Dammmonument (opgericht in 1856): een groot beeld op een hoge sokkel: de Stedemaagd, gewijd aan de volksgeest van 1830 en 1831. Na de onthulling in augustus 1856 werd er door critici gezongen: 'Juffrouw Eendracht is onthuld. De commissie heeft gesmuld. En de natie is gekuld (verneukt).' Het standbeeld werd in 1914 verwijderd (het moest baan ruimen voor de geëlectrificeerde trambaan), maar het woord bleef bestaan in het Bargoens.

• Waarde lezer, wanneer gij het eens zoudt willen weten, hoe het daar eigenlijk mee staat, dan moet gij maar eens probeeren, in het openbaar - of, zij het desnoods maar in een kring van bekenden! - den naam te noemen van een nog niet zeer ouden tijdgenoot vergezeld van het epitheton: groot!, en daarbij te voorspellen dat ook déze eenmaal een standbeeld, ten voeten uit, hebben zal, misschien wel op den Amsterdamsche Dam, in plaats van onze droeviglijk verminkte Naatje, of op z'n allerminst een borstbeeld in het Rijksmuseum. (Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18. 1908)
• Zoo is het blijkbaar ook niet zonder beteekenis, dat Naatje van den Dam er alras pokdalig begon uit te zien en, vroeger dan met een soliede makelij schijnt overeen te brengen, een arm verloor. (Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 22. 1912)
• Trouwens we hebben reeds opgemerkt, dat de meeste schertswoorden vooral leven in een bepaalde maatschappelijke of plaatselijke kring. Zo heet bijv. in Breda het historisch monument van de Baronie de vulkachel, om z'n plompe vorm, en de gevangenis heet er de paraplu, om haar koepeldak. In Amsterdam heet de Westertoren: Lange Jan, en het beeld der Nationale Eendracht, dat vroeger op de Dam stond, werd genoemd: Naatje van de Dam. (J. Mathijs Acket, Stijlstudie en stijloefening. 1918)
• Op den Dam stond toen nog het niet fraaie ‘Eendrachts-Monument’ met de Nederlandsche Maagd in top. Het volk noemde haar familiaar ‘Naatje Eendracht’, of enkel: ‘Naatje’. In dit verband is ook de uitdrukking ontstaan: ‘Zeg Ué maar Naatje’ - voor ‘doe maar niet deftig’. Ik meen me te herinneren dat zij voorkwam in een schets van Justus van Maurik, van boeren, die door Amsterdam worden rondgeleid en die, door het standbeeld geïmponeerd, door den gids terecht gewezen worden met deze uitdrukking. (Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1931)
• Midden op den Dam verrees het Monument aan den Volksgeest 1830, in de wandeling genaamd Naatje, welken naam „de spraakmakende gemeente” had toegekend aan de Nederlandsche Maagd, die op de gedenkzuil fier haar speer en schild hield. (Henri Polak: Amsterdam, die groote stad. 1936)
• Dat is het gezellige gejengel van een oud pierement, dat is Naatje op de Dam, dat is een stille gracht. (De waarheid, 08/11/1947)
• In de tijd waarover ik thans schrijf, ongeveer omstreeks 1910, vond men hier echter nog wel het 'Monument van de Volkswil 1830' of het 'Eendrachtsbeeld', door iedereen familiaar Naatje genoemd. (Maurits Dekker: Amsterdam bij gaslicht. 1949)
• Trouwens we hebben reeds opgemerkt, dat de meeste schertswoorden vooral leven in een bepaalde maatschappelijke of plaatselijke kring. Zo heet bijv. in Breda het historisch monument van de Baronie de vulkachel, om z'n plompe vorm, en de gevangenis heet er de paraplu, om haar koepeldak. In Amsterdam heet de Westertoren: Lange Jan, en het beeld der Nationale Eendracht, dat vroeger op de Dam stond, werd genoemd: Naatje van de Dam. (J. Mathijs Acket, Stijlstudie en stijloefening. 1960)
• Naatje Eénarm is het beeld van Néerlands Eendracht op de Dam. Naatje Eendracht, die ons aan een jaartal moet herinneren. De hele stad noemt haar: Naatje Eénarm. Vader noemt haar soms: Naatje Eendarm, maar dat grapje is niet bestemd voor de menigte. (Meyer Sluyser: Er groeit gras in de Weesperstraat. 1962)
• Het is een troostrijke gedachte, dat op den duur heel veel wordt opgeruimd. In de negentiende eeuw kwamen ze in Amsterdam op het idee om op de Dam, tegenover het paleis, een groot beeld op een hoge sokkel neer te zetten, de Stedemaagd. Niemand had er een goed woord voor over; het beeld verkreeg de bijnaam Naatje, een Amsterdams begrip voor iets halfbakkens. Na een jaar of twintig werd het gesloopt, want de zojuist geëlectrificeerde trambaan moest daar lopen. Er is een meewarig lied over geschreven: En Naatje van de Dam / die moet verdwijnen voor de elektrieke tram. Zo zal het ook in Rotterdam gaan; als het niet de tram is, is het wel wat anders. (Trouw, 28/01/2006)
• Niet alleen in gebouwen als 'Naatje op de Dam'(het verdwenen oorlogsmonument voor de Tiendaagse Veldtocht van 1831) maar ook in liedjes ('Waar de blanke top...' en 'In Holland staat een huis') bleek het nationale geheugen te zijn verankerd. (Trouw, 24/06/2006)
• Op de Dam stond, niet op de plaats van het huidige vrijheidsmonument maar meer naar het midden, van 1856 tot 1914 het beeld de Eendracht. Het was beter bekend onder de naam ‘Naatje van de Dam’ dat, net als Rembrandt op het Rembrandtplein, een standbeeld van Louis Royer was. (Marjolein Bierens: Hotel Schiller. 2020)

3) (2006) (jeugd) goed, geweldig, cool. Eén van de kenmerken van jeugdtaal is dat een woord juist het tegendeel betekent van de oorspronkelijke betekenis.

• (Prisma miniwoordenboek 'Drop your lyrics'. 2006)