Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-03-2023

molenpaard

betekenis & definitie

(19e eeuw) (scheldw.) grote, plompe vrouw. Gelijkenis met het paard dat het grootste dier is op een boerderij. In deze betekenis reeds opgetekend door W. Draaijer (Woordenboekje van het Deventersch dialect. 1936). Synoniemen zijn karrenpaard* en natiepaard*.

• mölnpeerd; meulnpeerd (= molenpaard), in de vergelijking: da s n wicht, ( n maid of vrouspersoon) as n mölnpeerd = een groot, sterk, forsch gebouwd vrouwspersoon. Oostfr.: dat is n frauminsk as n mölenpêrd; Meiderich: enn fraumins äsz n möhleperd. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• (W. Draaijer: Woordenboekje van het Deventersch dialect. 1896)
• Meule(n)pèèrd, Struisen, stevig vrouwmensen. Ons meid is e recht' meule(n)pèèrd. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906)
• Marie is een meulepèerd... da' kunde nie vergelijke... (A.M. de Jong: Het geslacht Verhagen. 1956)
• De dames die rijk genoeg waren om hem te betalen wogen meestal meer dan honderd kilo. Op zijn laatste show was er nog een door dat gouden stoeltje gegaan. Het taferéél! En dan mocht je nog niet eens lachen. O nee... ‘Gunst mevrouw, u hebt u toch niet bezéérd?’ Puh. ’t Molenpaard. (Simon Carmiggelt: Duiven melken. 1960)
• Meulepaart/d (voc.), molenpaard; scheldwoord voor een heel grote vrouw. (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Gouda. 1967)
• … die vent zat in Holland met dat molenpaard van Hermine de boter bruin te braden… (Jaap Harten: De getatoeëerde Lorelei. 1968)
• Dikke vrouw. 'lonneke. dikke mansjoeffel. bol. papapoef, meulepeerd, natiepeerd, strontvat. kuipke, dikke kont, dikke mossel, meer kont dan billen. (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• molenpeerd, znw. 't. Grof, lomp (vrouws)persoon. Lett. paard dat in de tredmolen loopt. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Meuleperd, zeer grote, robuste vrouw. (T. van Veen: Taal en Leven in de Utrechtse Vechts-treek. 1989)
• Als je Feyenoord ziet spelen en Ajax, is het verschil in constitutie en atletisch vermogen duidelijk. Dat het bij Feyenoord merendeels molenpaarden zijn vergeleken bij ons, is jullie vergelijking. (Sport International, mei 1992)
• Zoals ik het goed vind dat de VVD dat molenpaard van een Jorritsma eindelijk laat vallen. (Hans Janmaat in Nieuwe Revu, 05/06/2002)
• (Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg & Frans Verbunt: Goedgetold. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol. 2004)
• Wè is dè toch 'n meulepèrd. Wat is dat toch een molenpaard. Gezegd van een logge, grofgebouwde vrouw. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 2009)
• Ze dorst niet niks te zeggen, het molenpaard, maar ze deed erg nerveus. (Louise Fokkens: Ouwehoeren. Verhalen uit de peeskamer. 2011)
• (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)
• Maar het ergste lijkt me nog om op de foto te moeten met dat slecht geschilderde draaimolenpaard Camiel Eurlings. Wie heeft ooit bedacht dat die totale nitwit daar rond moet dolen? (Youp van ’t Hek in NRC Handelsblad, 22/02/2014)
• Dat komt dus niet doordat ik een vieze ouwe man ben geworden, maar alleen omdat de meeste logge molenpaarden en andere tuinbroeken met een lesbisch karakter inmiddels plaats hebben gemaakt voor dames die er ook werkelijk als dames uitzien. (Jeroen Guliker: Niet voor tere zieltjes. 2015)
• Er klinkt gekraak en geruis en heel in de verte hoor ik onmiskenbaar de hese stem van Cor, de receptioniste van de camping, een struise vrouw die ze het meulepèrt noemen vanwege haar dikke kont. (Elly Biesters : Ongemakkelijke mensen. 2017)