Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-08-2022

molen

betekenis & definitie

(1950) (sch.) gebit; mond. In de uitdrukkingen: 'Mijn molen maalt niet meer': ik kan niet meer bijten. 'Hou uw molen dicht!'

• Meulen: Mond : diene — en staat geene minuut stille. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
•(Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
• (Drs. H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol: De Brabantse spreekwoorden. 6e druk. 2003)
• (Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg & Frans Verbunt: Goedgetold. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol. 2004)
• Haauwde gé gaauw oewe meule! Hou jij gauw je molen! Hou jij je mond! Meule verwijst hier naar de malende tanden. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)