(17e eeuw) (inf.) onwaarheden vertellen, overdrijven, bluffen, opscheppen. Eigenlijk: een met spek voorziene brandkogel schieten (naar een vijandelijk schip).
• (W. Winschootens Seeman: Behelsende Een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst, en Spreekwoorden, voor soo veel die uit de Seevaart sijn ontleend, en bij de beste Schrijvers deeser eeuw gevonden werden. 1681)
• (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel II. 1727)
• (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• Liegen: met spek schieten, drukken, iets uit zijnen duim zuigen, iemand iets ophangen (of verkoopen), iets aan den neus knoopen, van de barbierschool komen. – Ik en lieg niet: daar steekt geen haar in mijn boter. – Hoort eens hoe hij liegt: hoe hij blaast. – Liegt gij niet? Vergeet gij niet te liegen? – Gij liegt: er staat een kruisken op uw voorhoofd; vangt ze, ze zit er onder. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)
• Met spek schieten. Een officier, die in Atjeh geweest was, sneed op van een gevecht, dat hij als commandant eener patrouille had geleverd tegen een groote bende vijanden. — Na vijf uren vechten, zeide hij, hadden wij de Atjehers op de vlucht geslagen. Wij verloren daarbij niet één man. — En de vijanden? vroeg een toehoorder. — Die verloren minstens tienmaal zooveel als wij! (Haagsche courant, 02/05/1887)
• Spek sjhieten: uitdr.: met spek schieten, overdrijven, liegen; an ‘t spék sjhietn zien: met spek schieten. (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 1972)
• Boogschutter 23 nov. 20 dec. Geboren om te schieten, die aardige schutters en schutteressen. Maar voorzichtig. Als u niet oppast gaat u volgende week verschrikkelijk met spek schieten. Denk rustig na want het gaat er tenslotte om het doel te raken. (Het vrije volk, 28/04/1984)
• me spek schiete `iets overdrijven, onwaarheden vertellen' (Georges De Schutter & Jan Nuyts: Taal in stad en land. Stadsantwerps. 2002)