Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-03-2022

melken

betekenis & definitie

1) (1910) (inf.) zaniken, zeuren. Een variant op een bekend kinderversje luidt: 'Rozen verwelken. En schepen vergaan. Dus lig niet te melken. Maar doe er wat aan.' In Vlaanderen betekent dit werkwoord ook 'talmen' (Guido Gezelle: Loquela. 1907). Syn.: beunnaaien*; bitchen*; dimdammen*; discuzeuren*; eieren*; etterbakken*; etteren*; gallen*; gorten*; griepen*; hassebassen*; kalegezichten*; kankeren*; karnen*; klepzaniken*; klepzeiken*; kletskamizolen*; klieren*; klootvegen*; klootvinken*; knarpen*; kutkammen*; kutkauwen*; lazeren*; lazerstenen*; makken*; mauwen*; meieren*; mekkeren*; meuten*; miepen*; mieren*; mieteren*; mieterjagen*; mutsen*; neukepitten*; neuten*; ouwehoedendozen*; ouwehoeren*; ouwemeuten*; pijpzeiken*; pikkeneuren*; sabbelen*; sikkeneuren*; stekkeren*; trutten*; wauwelen*; zedenmieren*; zeiken*; zeikstralen*. Kijk ook bij: dooremmeren*.

• ‘Zal ik 't 's vragen?’ En de water- en vuurvrouw ging naar Opoe, stond lang vergeefs te zeuren, of ze nou geen oogenblikkie kwam voor de aardigheid. Toen kwam Aai er bij.
‘Leg nou nie langer te melken,’ zei hij, ‘ze verdomt 't toch. Ze mot bij mijn kennissen nie wezen, niewaar, ouwe?’ (Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 20. 1910)
• Hoe verder de vreemdeling met zijn vijf gouden tanden (te veel!, die Italianen toch!) verdwijnt, des te sympathieker vindt Albert hem, het was tenslotte een man, en wat hier nu rond zijn hoofd zit te zemelen en te melken over Moeder hier, Moeder daar.... (Hugo Claus: Omtrent Deedee. 1963)
• Voordat de vrouw komt melken over koffie. (Jan Wolkers: De hond met de blauwe tong. 1964)
• Hij zit ook te melken over het feit, dat ik niet met mes en vork eet. (Tirade. 1968)
• Het waren prachtige imponerende brokken plastiek, om met onze kunstgeschiedenisprof te spreken, als hij weer over de Griekse beeldhouwkunst stond te melken. (Jan Wolkers: Turks Fruit. 1969)
• De veldprediker wees het ons met een gebaar dat hij ons nu toch wel ervan overtuigd had dat het allemaal waarheid was wat er in de bijbel stond en hij begon te melken over Mozes en de stenen tafelen met de tien geboden. (Jan Wolkers: De Walgvogel. 1974)
• Waarop Michel schreeuwt: ‘Godvermiljaarde, wanneer gaat dat een keer uit zijn met dat melken en zagen en kermen over Rikkebot! (Hugo Claus: Het verlangen. 1978)
• Melken: doorzeuren. (Claire van Putten: Antwerps zakwoordenboek. 1993)
• Een nederlaag schoven ze mij in de schoenen: ik ‘melkte’ volgens hen weer eens te veel. (Henk Evenblij: Gekke Henkie. Van Telstar tot De Telegraaf. 2014)

2) (1911) (inf.) lummelen, weinig uitvoeren, lanterfanten.

• Hij staat daar te melken" beteekent zooveel als 't is een lanterfanter. (Nieuwsblad van het Noorden, 24/06/1911)

3) (1970) (voetb.) blijven plakken aan de bal.

• Men wil een nummertje weggeven aan de ouders, familieleden of verloofde, die nu langs het lijntje het spel van hun dierbare gadeslaan. Wij, insiders, noemen dit 'melken'. Het is spectaculair, maar niet voedend. Natuurlijk, er dient op zijn tijd gedribbeld te worden, elke voetballer komt weleens in een situatie, dat hij eenvoudig dribbelen moét. Maar dat is iets anders dan het z.g. 'plakken' aan de bal. (Godfried Bomans: Oude en nieuwe Buitelingen. 1970)

4) (1989) (plat) (een man) laten klaarkomen; hem een handjob* geven. Ook: de melk aan de kook brengen.

• Melk hem, Laura, en dan weg wezen. (Kristien Hemmerechts: Brede heupen. 1989)
• ‘Dichterbij,’ zei Truida. ‘Die van jou is langer,’ zei ze tegen Maarten. ‘Maar die van hem is dikker. Ze hebben alle twee een kale rooie kop.’ Ze stak haar handen uit en pakte de twee pikken vast. ‘Zal ik jullie melken,’ zei ze. ‘Ik weet hoe het moet, ik doe het ook bij Jo.’ (Willem van Toorn: Stoom. 2005)
• melken, iemand: Wanneer je een man op wat voor manier dan ook laat klaarkomen ben je hem aan het melken. Het wittige sperma wordt nogal eens melk genoemd namelijk. De man die wordt 'gemolken' maakt dan geen neukbewegingen. Er wordt bijvoorbeeld op hem gereden. Wanneer er niets uitkomt kun je zingen 'no milk today', dit was in 1966 een nummer één hit voor de Herman's Hermits in de top-40. (info@seksencyclopedie.nl)
• Twee jongere broers van tien en twaalf zeiden dat Convents hen kleingeld gaf ‘om hem te melken’. (Wannes Dupont e.a.: Verzwegen verlangen. Een geschiedenis van homoseksualiteit in België. 2017)
• Ze berijdt me terwijl ze haar spieren samentrekt. Ze melkt me en ik houd het bijna niet meer, dus denk ik aan de veel te grote gele zwembroek van haar ex. (Frieda Mulisch: Casino. 2017)

5) (begin 20e eeuw) (stud.) langdurig vragen om iets te weten te komen, vooral bij een examen.

• melken. 5. moeite doen om iets te weten te komen. (Van Dale Nieuw Nederlands Handwoordenboek. 1984)
• (Marc De Coster: Woordenboek van Jargon en Slang. 1992)
• melken (fig.) door steeds vragen trachten het gewenste antwoord te krijgen. (Kramers Woordenboek Nederlands. 1998)
• melken (inform.) langdurig vragen om iets te weten te komen: 'na lang melken kreeg de examinator het juiste antwoord eruit'. (Koenen Woordenboek Nederlands. 1999)

6) (17e eeuw) (zeem.) op- en neerhalen van touwwerk.

• melken, b.w. (veroud.) – Eigenaardige uitdrukking voor op– en neêrhalen van touwwerk. (Jacob van Lennep: Zeemans-woordenboek. 1856)
• Melken: (veroud.) op- en neerhalen van touwwerk, hgd. melken. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914)