Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-12-2020

medicijn

betekenis & definitie

(1942) (euf.) glaasje sterke drank.

• Laten we nu vlug onze medicijn innemen, stelde Gun doctoraal voor. (Johan Daisne: De trap van steen en wolken. 1942)
• Hij kijkt gretig naar het label van een single malt en schenkt een glas voor zichzelf in.
‘Jij ook een medicijntje, meid?’ (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• ‘Wat weet jij daarvan, mens,’ zei Ruud. ‘Mijn pa is stokoud, hij heeft z’n medicijn nodig, hoor.’ Hij pakte een glas van de wastafel en goot het vol met jenever. (Christel Jansen: De woonschool. 2012)