Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-08-2023

malle Eppie

betekenis & definitie

(1964) (scheldw.) gek persoon. Malle Eppie was ooit de bijnaam van een Amsterdamse straatfiguur, wiens leven werd beschreven door de Amsterdamse politieagent A. de Vink (Tieren en tierlantijnen. 1967). Malle Pietje (gespeeld door Piet Ekel) was in 1968 een populaire televisieserie op de NCRV. (zie hiervoor Bert Van Der Veer: Is er nog iets leuks vanavond. 1991, p. 14). Zie ook: gekke Lowietje. Vgl. Eng. 'simple Simon'. Talrijke varianten: malle Appie, malle Dries, malle Henkie, malle Maupie, malle Pietje, malle Tinus, malle Lowietje.

• Daar heb je die malle Eppie weer, zei mijn moeder dan. (Jan Wolkers: De hond met de blauwe tong. 1964)
• En mijn vader zei een beetje lachend, want hij vond me ook wel een malle Eppie: 'Geen pot zo scheef of er past wel een dekseltje op.' (Jan Wolkers: Terug naar Oegstgeest. 1965)
• Nee, heus niet, malle eppie! (Heere Heeresma: Geschoren schaamte. 1968)
• 'Malle dries! Luilebol!' schreeuwde moeder terug. (Heere Heeresma: Han De Wit gaat in ontwikkelingshulp. 1972)
• Talloze onbekende Nederlanders schonken onze taal blijvend hun voornaam: tante Betje en Ome Jan, Jut en Jul, Jantje, jongejannen, malle Ep en malle Louitje, gekke Henkie en dolle Dries, bereisde Roel en razende Roel, grietje. Sijmen betaal! is de pendant van Piet betaalt. (NRC Handelsblad, 28/10/1978)
• Maar we houden er niet van om aangesproken te worden of we malle Lowietje zijn. (Wil Schackmann: Genoeg gesold. 1988)
• Veel reacties op de 'papegaaien' in mijn kerseboom. "Malle Eppie, wist je dan niets van die parkietenboom in het Vondelpark?" (het Parool, 20/06/1992)
• Ik zal nooit accepteren dat de Rotterdamse wijken door de leefbaarheidsgrens knallen. Nooit! Dan stap ik op. Ik ben geen malle Appie! (het Parool, 06/02/1993)
• En als het hele terras als één man achterom kijkt, krijgt hij een kop als een biet. Oogt als een – Zwols jargon – Malle Eppie. (Jan Eilander: Rock 'n Roll Junkie. 1994)
• Patijn heeft geen zin 'de malle Eppie van het drugsbeleid te worden'. (Vrij Nederland, 11/03/1995)
• Bij zijn aantreden zou burgemeester Patijn, volgens bronnen dichtbij B & W, hebben uitge-roepen: 'Ik ben niet naar Amsterdam gekomen om het neukende mannen naar de zin te ma-ken.' Een uitspraak die doet denken aan wat hij deze week over het soft-drugsbeleid zei: 'Amsterdam moet niet de malle Eppie van de drugs worden.' (De Groene Amsterdammer, 09/08/1995)
• De subjectieve beleving is belangrijker geworden dan de feiten. Je ziet het ook in de journa-listiek, waar elke malle Eppie tegenwoordig denkt dat hij Hunter Thompson of Tom Wolfe is. (De Volkskrant, 12/08/2000)
• Ze is een 'malle Eppie', volgens haar eigen moeder. (Opzij, maart 2001)
• De gemiddelde Nederlander zal zich beter op zijn gemak voelen bij Second Life in Gaande-ren. Een soort Malle Pietje-zaak vol 'oh ja die had mijn oma vroeger ook'-spullen. (Alge-meen Dagblad, 06/03/2002)
• Malle Henkies zijn overal. Meestal zijn ze zwakbegaafd, of gewoon een beetje vreemd. (HP/ De Tijd, 01/11/2002)
• We hebben Peter Greenaway in de afgelopen decennia leren kennen als de malle pietje van het cinematografisch landschap. (HP/ De Tijd, 07/11/2003)
• Uitdrukkingen als ‘malle Eppie’, ‘Het is allemaal Wáááterverf’ en vooral ‘… niet op reageren, Lena!’ waren snel legendarisch en werden door velen te pas en te onpas gebruikt. (Han Peekel: Wim Sonneveld. Zeg maar ja tegen het leven. 2005)
• Je gaat borstvoeding geven, ‘want,’ zo kweelt de folder manipulatief, ‘je wilt natuurlijk het beste voor je kindje’. Durf dan maar eens te zeggen: ‘Nou, ikke niet. Het beste voor mijn kind, rot op, ik ben malle Pietje niet.’ (Claudia de Breij: Krijg nou tieten! en andere zwangerschapsverschijnselen. 2009)
• In een volle wachtkamer werd ik door haar toegesproken alsof ik een lastige malle Eppie was. (Willem Nijholt: Met bonzend hart. Brieven aan Hella S. Haasse. 2011)
• malle Eppie • Benaming voor iemand die dom is of zich dom voordoet. De naam is gebaseerd op een Amsterdamse volksfiguur uit de jaren vijftig, iemand die oud papier verzamelde en vuilnisbakken doorzocht op bruikbare spullen. Hij wordt beschreven in het boek Tieren en tierelantijnen. Ervaringen van een Amsterdamse politieman (1967), geschreven door A. de Vink. De uitdrukking raakte mogelijk algemener bekend doordat Willem Parel (alias Wim Sonneveld) in de jaren vijftig in het radioprogramma Showboat weleens ‘malle Eppie’ riep. (Wim Daniëls: Mieters. De taal van de jaren vijftig. 2012)
• Maar is het te veel gevraagd om gewoon een nette spijkerbroek aan te trekken, bijvoorbeeld van ongewassen denim? Of een jasje zonder van die faux modische stukken op de ellebogen? Tenzij er een gat in je mouw zit en je naam Malle Pietje is, geldt: geen stukken op je ellebogen! (Cécile Narinx en Arno Kantelberg: Smaak. Ongevraagd stijladvies waar ù ook wat aan heeft. 2013)
• Hij kan toch zijn sokken zelf wel gewoon op de goede manier in de wasmand stoppen? Toch? Of ben ik nou malle eppie? (Martijn Neggers: De mensen die achterbleven. 2016)
• Ik vroeg wat hij als ioc-lid van onze Yuri in Rio vond. Of het terecht was dat de kleine turner door die malle Maupie Hendriks naar huis was gestuurd omdat hij een paar biertjes te veel op had? (Youp van ’t Hek: Stormschade. 2018)
• Nou gelukkig, komt het toch nog goed, dan doe ik het niet. Ik ben malle Eppie niet! (Maryam Hassouni: Wat de fak. 2022)