1) (1906) (Barg.) koopman; bedrieger; kwakzalver.
• Macher: koopman, boerenbedrieger, kwakzalver. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906)
• Macher: koopman, kwakzalver, boerenbedrieger. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Als je ergens in een café hoort zeggen: „Toen de macher veel kapsones maakte stopte ik hem m’n blaffer in z’n mik” (Toen de koopman veel drukte maakte, stopte ik hem m’n revolver in z’n maag) moet je als rechercheur je ooren spitsen, want dan heb je met een paar jongens van de vlakte te doen. (De nieuwe Nederlander, 09/04/1947)
• macher, (Barg.) koopman, boerenbedrieger, kwakzalver. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)
2) (1988) bijnaam van de Nederlandse christendemocratische politicus Ruud Lubbers (1939-2018) omdat hij daadkrachtig was en geroemd werd om zijn no nonsenseaanpak.
• Het zal weinigen zijn opgevallen, maar onze vaderlandse ‘macher’, minister-president Ruud Lubbers, heeft eind 1987 het milieubeleid uitgeroepen tot vierde pijler van het regeringsbeleid. (De Gids. Jaargang 151. 1988)
• Van zijn ministers heeft Lubbers vele bijnamen gekregen die krachtig leiderschap symboliseren: de aanvoerder, de voorman, de kanselier, de Macher. Het no nonsense-stempel dat hij op zijn beleid drukte, weerspiegelde zich in de strakke, zakelijke manier waarop hij de vrijdagse vergaderingen van de ministerraad leidde en de rest van de week zijn contacten met de ministers onderhield. (Arendo Joustra, Erik van Venetië: Ruud Lubbers. Manager in de politiek. 1989)
• De 'Macher' van het nononsense kabinet lanceert werkendeweg een batterij nieuwe woorden. Aansparen (eerst uitgeven, dan bijsparen); Afconcluderen; Bijplussen (er iets bij optellen); Desolidariseren; Doortunnelen; Doorkreupelen (aanmodderen); Gewirrelbar (ruzietje); Hobbelprobleem; Insferen (in de sfeer komen); Inscherpen (aanscherpen); Terugvalpositie; Uitzeggen (uitdragen); Vermilderen (verzachten). (De Telegraaf, 11/06/1994)