(1939) (Ned. pej.) cultuurvijandig materialistisch persoon die ongestoord wil consumeren; iemand die zwelgt in plat geluk. Term van de Nederlandse journalist, publicist en politicus Jacques de Kadt (1897-1988). Hij was actief in meerdere communistische stromingen in Nederland. In 1935 verscheen zijn afrekening met de communistische leer: 'Van tsarisme tot stalinisme.' Hij was van joodse afkomst.
• En het fascisme, dat naar voren kwam met als program: een gezonde levende cultuur, bevrijd van de heerschappij der democratische maag-mensen en van de heerschappij der plutocraten, moest wel succes hebben bij de intellectuelen en de leden der middelgroepen, voor wie de cultuur altijd een eerbiedwaardige — schoon meestal onbegrepen — macht was geweest. Geen eerlijk onderzoek kan ontkennen, dat we geleefd hebben en nog leven in een tijdperk, waarin de ondermens, die wij beter maag-mens zouden noemen, steeds dreigender kwam opzetten en steeds invloedrijker werd, terwijl aan de andere kant de geldmens het beste deel der wereld voor zich in beslag nam. (J. de Kadt: Het fascisme en de nieuwe vrijheid. 1939)
• Dit uitgebreide citaat bevat dezelfde diagnose als die De Kadt al stelde in Het fascisme en de nieuwe vrijheidvan 1938. Toen al meende hij dat materiële ontevredenheid niet de sterkste drijfveer was van de protesterende arbeiders en middenstanders (waartoe hij ook de intellectuelen rekent). Het was het intellectueel verzet tegen de heerschappij van de middelmaat; tegenzin van de burgerij in de platheid van de arbeidersbeweging en romantisch protest tegen de winzucht en gezapigheid van de ‘maagmens’. (De Gids. Jaargang 129. 1966)
• Het gezag diende gehandhaafd, versterkt, onafhankelijker te worden. De rol van kiezers en al te actieve ‘volksvertegenwoordigers’ moest daarentegen worden teruggedrongen. Men hekelde bestaande schotjes, sprak met minachting over partijen en partijzucht, zag een opstand van horden, de maagmens, de massa, vreesde de ondergang van elites (waaronder sommigen vooral traditionele kringen bedoelden, anderen eerder hoopten op nieuwe elites naar eigen ontwerp). (Hans Daalder: 'De Duitse bezetting en het gezag in Nederland na 1945. Enige gedachten'. 1990)
• In zijn ijveren voor een democratische samenleving op basis van het socialisme moest de cultuur ervoor zorgen dat de brede middengroep werd uitgetild boven het platte materialisme van, zoals De Kadt het omschreef, de 'maagmens. (Nederlands dagblad, 17/01/1991)
• Behalve aan Multatuli doen de toon en de weergaloze stijl van het boek aan Jacques de Kadt denken. Vóór deze, na de oorlog, een brave sociaal-democraat werd, kon hij op vergelijkbare wijze de 'maagmens', produkt bij uitstek van het westerse 'demo-liberalisme', hekelen. (De Volkskrant, 08/10/1993)
• De Kadt achtte een intellectuele elite de onmisbare voorwaarde voor de verwerkelijking van zijn ideaal, het cultuursocialisme. Hij was de overtuiging toegedaan dat de vergroting van de welvaart ten dienste moet staan van méér vrijheid en beschaving. De Kadt gruwde van de 'maagmens', wiens levenshouding hij ooit als volgt omschreef: „Van het leven genieten, dat is in auto's rijen en brullen." (Trouw,16/11/1993)
• Het voorbeeld is onmiskenbaar Céline, en de ik-figuur houdt er ook ongeveer dezelfde mismoedige levensvisie op na als de hoofdpersoon van Reis naar het einde van de nacht.De toon is echter een heel andere dan die van Ferdinand Bardamu. Het is die van Jacques de Kadt, in zijn anti-burgerlijke tirades tegen ‘de maagmens’ uit de jaren dertig, zoals Paul Kalma al eerder constateerde (in de Volkskrant, 8 oktober 1993). (Bart Tromp: Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen. 1997)
• Met name in zijn meest beroemde boek Het fascisme en de nieuwe vrijheid(1939) gaf De Kadt zich van zijn maatschappelijke idealen rekenschap. Daarbij kwam hij tot een scherpe afwijzing van het fascisme en riep hij op tot verdediging van de grote cultuuridealen tegenover de op steeds meer consumptie gerichte verlangens van de ‘maagmens’. (Piet Calis: De vrienden van weleer. Schrijvers en tijdschriften tussen 1945 en 1948. 1999)
• De Kadt had weinig op met de christen-democratie, maar onderkende de betekenis van de notie dat 'de mens niet leeft bij brood alleen', de titel van het eerste CDA-program. Materiële welvaartsvergroting moest in zijn ogen ten dienste staan van vrijheid en beschaving. Zo niet, dan kreeg de 'maagmens' vrij baan, vooral de perverse uitgave daarvan, 'voor wie het leven gelijk staat aan autorijen en brullen'. (Trouw, 02/10/2010)
• Al in de jaren dertig - dus lang voor de kritiek op de consumptiemaatschappij en op een vraatzuchtige, ecologisch onverantwoorde levensstijl - ging De Kadt tekeer tegen wat hij 'de maagmens' noemde. 'Socialisme is meer dan een warme stal, goed voer en een pretje op zijn tijd.' Deze gedachten vinden we terug in De weg naar vrijheid uit 1951, waarvan Den Uyl de voornaamste auteur was. (de Volkskrant, 12/09/2019)
• De sociaal-democratische denker Jacques de Kadt verbeeldde het verschijnsel in de jaren dertig in de karikatuur van de 'maagmens', die niet meer wenste dan 'goed voer, een warme stal en een pretje op zijn tijd'. In politiek-sociale zin kun je minimaal vaststellen dat de balans in de samenleving zoek is. Iets meer to the point lijkt de waarneming dat de uitputtende ratrace die de liberalen met hun credo van zelfredzaamheid op gang hebben gebracht een tegenstroom heeft losgemaakt, die in november scherp zichtbaar is geworden. (Trouw, 13/07/2024)
• Het beeld dat de VVD heeft van de hardwerkende Nederlander, zo kun je ook uit het regeerprogramma opmaken, is dat van de ‘maagmens’, met een woord van Jacques de Kadt: een materialistisch individu dat vooral ongestoord wil consumeren. (De Groene Amsterdammer, 24/10/2024)