Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 01-01-2021

link

betekenis & definitie

1) (19 eeuw) (Barg.) gevaarlijk; onbetrouwbaar; onzeker; riskant. Bij Köster Henke (De Boeventaal): 'Link gajes': gevaarlijk volk. Zie ook: linke* soep.

• Link: niet vertrouwbaar. (A. Aletrino: Handleiding bij de studie der crimineele anthropologie. 1904, woordenlijst achteraan)
• Mooie Karel slenterde in kalme stemming, juist de negocieroezige Lindengracht over met leege aalbakken onder den bloed-bespatten arm, toen de Luilak-schelmen, in zenuw-jachtige en angstige pret, ook op zijn buurtrap in de Dwarsstraat, aan het vuile trektouw bezig waren een kreng te binden voor een berucht gebuur, den uitgerolden Snikhals, een vroegeren herbergier van het Karthuizerkerkhof, soms Wim de Poort geheeten, bij wien altijd veel link gajes over den grond trippelde. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• Dat zag er link uit met die taxi 's morgens om half vijf; hij moest die kleine bliksem in de gaten houden. (Maurits Dekker: Amsterdam. 1931)
• Het woord „link” heeft in het Bargoensch vele beteekenissen. Als een of ander huis onder verdenking staat, zeggen de heeren onder elkaar: „Steun niet meer op die val, het is er veel te link”). Een linke slag wil zeggen een slinksche streek, daarentegen is een linke broger een leelijke vent. Het woord link wordt zelfs gebruikt als zelfstandig naamwoord en dan beteekent het politie. (De nieuwe Nederlander, 09/04/1947)
• Link, slim, ook onzeker, gevaarlijk. (Maurits Dekker: Amsterdam bij gaslicht. 1949. Woordenlijst achteraan)
• "Ik smeer 'm . . . het is me hier te link!" (Willy van der Heide: Avonturen in de Stille Zuidzee. 1950)
• Maar die bloedproef is link. (Simon Carmiggelt: Vergeet het maar. 1953)
• Dat is een linke toer! Even te veel gas en hij slaat over de kop! (Willy van der Heide: Kunstgrepen met kunstschatten. 1959)
• Als je het te link vindt dan sloop je het zilver er maar af. (Heere Heeresma: Geef die mok eens door, Jet! 1968)
• Er staan wel vervelende dingen in de krant, maar zolang je die nog kunt lezen, gaan ze aan je voorbij. Het wordt pas link als je 's morgens geen krant in de bus vindt. (Kees Simhoffer: Een geile gifkikker. 1973)
• Link, bn. en bw. 1. Riskant. | Doen jij ’t maar, ik vind ’t te link. 2. Oneerlijk, onbetrouwbaar. | ’t Loikt moin ’n link zaakie. 3. Geslepen. | Koik uit, ’t is ’n linke kirrel, ’oor! Zegsw. ik koik wel link uit, ik pas ervoor, ik trap er niet in. – Hai is zo link as ’n looien deur, hij is zeer geslepen, hoogst onbetrouwbaar. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Daar ga ik niet meer in. Is me te link. (A.F. Th. Van der Heijden: Het leven uit een dag. 1988)
• Verkeerde cocktails, bijvoorbeeld. Kan link zijn. (Rob van Erkelens: Het uur van lood. 1993)
• Rijden met drank op, zelfs één borrel, was link, zeker voor buitenlanders. (Sylvia Witteman: Thuis mag ik niet zeuren. 2016)

2) (19e eeuw) (Barg.) slecht; vals; boos.

• Voorbeelden uit het Bargoens zijn bikken voor eten, link voor vals. Uit de vaktaal der dieven: talloze woorden voor agent, b.v. siene, smeris, klabak; jatten voor stelen; bajes, bazaar, hogeschool, hotel Bellevue, paraplu voor gevangenis. Uit het jargon: olf (een), beis (twee), kimmel (drie), dollard (vier). Uit de kramertalen: Bahlert (schaap), Knok (rijksdaalder). (A.W. de Groot: Taalkunde. 1938)
• Hij kon heel link worden. We reden een keer over de wallen, toen viel een dronken man tegen de wagen van zijn vader. Ron stapte uit en begon die vent uit te schelden en te duwen. (Kees van Beijnum: Over het IJ. 1991)
• Maar scheld niet op Ajax, dan wordt Van Minden link. (het Parool, 08/02/2000)
• ‘Je moet niet zó praten tegen Cor. Daar wordt-ie link van,’ fluisterde ze ….(Cindy Hoetmer: Schop me! 2007)
• Zodra die het in de gaten krijgen en reageren, worden de jongens link en beginnen ze te schelden. (Jorie Horsthuis: Op de tram. Een jaar als conducteur in Amsterdam. 2011)
• Ik ben zo link, ik kan hem wel vermoorden. (Jantien van Driel: Bickle. 2017)

3) (19e eeuw) (inf.) slim, geslepen; leep, niet te vertrouwen: 'zo link als een looien deur'.

• Link, (barg.), schrander, slim. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Reussebaffiaan fan 'n gissert,... bleef Simbad tartend lachen, alsof hij Jan op een ‘linke streek’ betrapte. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• Riek is link as 'n looje deur... Die is rejaal elektries! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Kijk nou uit met ze! Ze zijn zo link als een looie deur. (Willy van der Heide: Hoog spel in Hongkong. 1959)
• Zo link als ‘n looie deur: uitdrukking waarmee een zeer hoge graad van slimheid werd aangegeven. (Opoe Herfst. Samengesteld door reclame-adviesbureau Advertising Marketing + Design, Rotterdam. 1973)
• 't Was een lekker wijf. Maar link. Vijf looie deuren. (Simon Carmiggelt: Elke ochtend opstaan. 1973)
• Die was zo link als een looien deur. (Sal Santen: Een geintje. 1975)
• Natuurlijk hebben ze geen flauw idee dat ik erachter zit. Mij verdenken ze het laatst van iedereen. Zo link ben ik wel. (Bert Hiddema: Scheuren in het asfalt. 1985)
Doctorandus H. de Waal, zoon van de burgemeester van Gieseledam of zoiets, manager in hart en nieren, trouble shooter, laat me niet lachen, zo link als een loden deur. (Alfred Kossmann: Slecht zicht. 1986)
• Leendert is een stevige blonde jongen, met het onvermijdelijke baseballpetje op; hij ziet er wat sullig en goeiig uit. 'Maar zo link als een looien deur', zegt Looman later. (de Groene Amsterdammer, 27/03/1996)
• Zo link as 'n looie deur. Zo link als een loden deur. Spreekwoordelijke vergelijking. Uitgeslapen, geraffineerd. Alg. Brab. '87. (Drs. H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol: De Brabantse spreekwoorden. 6e druk. 2003)
• Dat pikt die meid niet, die wordt zo link als een looien deur. (Renate Dorrestein: Is er hoop. 2009)

4) (1964) (jeugd) goed, leuk, tof.

• Link dat u kijkt, zeg! Dadelijk komt Donovan! Ik ben expres gauw naar huis gekomen! (Noud van den Eerenbeemt: De berenkuil. 1968)
• Link: geweldig. Haarlem, sedert '64. (NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal)