(1984) (vnl. stud.) Limburg (met de ondertoon van luie inwoners). Een Limbabwees is een Limburger.
• Weer gewoon in het Golf Dieseltje van de krant (met verplichte sticker op de achterruit) door 'Limbabwe' -zo noemen cynische westerlingen het donkere zuiden- rijden want morgen moet ik mijn slagschip-Pontiac bij Rent-a-car inleveren. (Limburgsch dagblad, 11/08/1984)
• Limbo's, Limlanders en andere hogeschoolstudenten uit Limbabwe hebben in Limbricht het LSG opgericht, het Limburgs Studenten Genootschap. (De Volkskrant, 02/05/1985)
• (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• Dat we hier verkeren op het balkon van Europa hadden maar weinigen door - het leek wel of Maastricht in Limbabwe lag, een plek die in Holland niet op de kaart stond. (NRC Handelsblad, 07/12/1991)
• En we zijn ook blij, dat we met de gift van de eigen Provincie (1 miljoen) nu al zo'n 3,5 miljoen bij elkaar hebben, en dan tel ik niet eens wat de KRO-televisie nog gaat inzamelen voor die getroffen Limbo's in Neerlands eigen Limbabwe, en wat de Friezen daar tijdens de paasdagen nog bovenop gooien. (Algemeen Dagblad, 16/04/1992)
• En ons Limburgers wordt toch niets gevraagd. Sorry dat ik het zo cru zeg, maar in Den Haag vinden ze ons een soort Limbabwe. (Trouw, 03/03/1995)
• Toen ik vanuit Limbabwe met een bot door mijn neus naar Utrecht verhuisde, heb ik me laten ontgroenen. (Peter Buwalda: Verse probz. 2016)
• O, laat dat maar aan Limburgse Hetty over. Limbabwe is religieus zo corrupt dat zelfs Satan er zich kan laten dopen, met zijn eigen pis, nadat hij eerst de vont vol heeft gezeken. (A.F.Th. van der Heijden: Kwaadschiks. 2016)