Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-04-2022

leuterkoek

betekenis & definitie

(1896) (inf.) onzin, nonsens, kletspraatjes. Vgl. apenkoek*; kletskoek*; kulkoek*; lariekoek*; lulkoek*. Zie ook nog: gelul van een dronken aardbei*; appelepap*; blada*; bledder*; broodje* poep; bullshit*; drosjes*; falderie-faldera*; fierlefans*; fleutedreut*; gelul* in de ruimte; gezwam* in de ruimte; kak (5)*; klabberdewatski*; klets*; kontverhaal*; kool*; labberdepoep^*; larie* met vocht; lariefarie*; lulpraat*; ouwe* lullenpraat; pispraat*; poep*; poepelegein*; praat* op zolder; prietpraat*; prut* met peren; shit (6)*; stierenpoep*; zeik*.

• Ik meen toch duidelijk genoeg gezegd te hebben, dat het niet in mij opkwam, zijn leuterkoek eenige aaudacht te schenken, en ik verontschuldigde m(j daarbij op een behoorlijke manier. (Het volksdagblad, 14/10/1896)
• Nou ja, da's ouwe koek, ouwe leuterkoek. (Den Gulden Winckel. Jaargang 1. 1902)
• En leuterkoek als „'n mens moet zich schikken", wou hij z'n makker niet voorzetten. (Groot Nederland, Volume 2. 1905)
• Ze zal dènke da-’t maor leuterkoek van de mènschen is. (De katholieke illustratie, 23/11/1907)
• Een proza-opstel gaat gemakkelijker. Daar moet ge dus mee beginnen. Ook is het onmogelijk, wanneer de bijdragen geen of heel weinig inhoud hebben, ’t Moet dus geen leuter-koek zijn. (De jonge wacht; weekblad voor de rk georganiseerde jeugd in Nederland, 15/06/1935)
• 'Om te beginnen,' zei Pa Pinkelman, 'zou ik in de haven van Tokio geen leuterkoek staan verkopen.' (Godfried Bomans: De avonturen van tante Pollewop. 1958)
• En wel dit: dat ik nu al meer dan 27 jaar niets anders doe dan de hele dag de walvissen bestuderen, zodat ik waarachtig zelf wel kan beoordelen of het leuterkoek is, wat ik zeg, of verstandige praat. (Godfried Bomans: De avonturen van Tante Pollewop. 1972)
• Ronald Ziegler, de voormalige perschef van het Witte Huis, is onderscheiden met de „leuterkoekprijs” in de categorie `ambtelijke epibratie'. Deze onderscheidingen worden door een groep docenten toegekend aan personen die uitmunten in het misbruiken van de Engelse taal. (Leidsch Dagblad, 29/11/1974)
• Geen wonder ook, als je zulke leuterkoek moet aanhoren. (Gerrit de Zeeuw: Zwarte lucht. 1989)