Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-07-2023

kukelen

betekenis & definitie

1) (1897) (inf.) vallen, omvallen, tuimelen, duikelen. In Den Bosch ook: keukelen. Vgl. afmirakelen*; afstappen*; donderen*; donderstralen*; flikkeren*; joekelen*; kaaien*; kajemen*; kieperen*; kwakken*; lazeren*; mieteren*; mirakelen*; op zijn plaat* gaan; pleuren*; salamanderen*; een schuiverd* maken; sodemieteren*; sodemirakelen*; stertzen*.

• …. dat het arme beest z'n pot met jam laat vallen en zoo van de verschansing naar beneden in 't water kukelt. (J.B. Schuil: De Katjangs. 1912)
• Zwem-ezeltjes bestaan niet, verklaarde Frits, die kukelen immers om, als je ze in 't water zet. (C.M. van Hille-Gaerthé: Onder het stroodak. 1915)
• ‘Denk erom, je kukelt eruit,’ zei Pit. (Cissy van Marxveldt: ’n Zomerzotheid. 1927)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• kukelen, zw. ww., intr. Tuimelen, buitelen (Wormerveer).// Pas op, dat je der niet teugen-an stote, aars kukelt de hele boel na beneden. - Vgl. het elders gebruikelijke omkukelen, op handen en voeten duikelen, naast keukelen, kochelen en guichelen, in Ned. Wdb. V, 405 op goochelen. - Hij kukelde hals over kop de trap of. ’t Is onderste-boven 'ekukeld. - Het woord is ook in Fries!. en Gron. bekend. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• Kukelen: vallen, poepen. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972)
• Kukele: vallen, tuimelen. -De hele santemekraam kukelt nee beneje. In de plomperd kukele. (Klaas Woudt: Zaans voor beginners. 1976)
• Met mijn snuit van de warande gekukeld. (J.A. Deelder: Schöne Welt. 1982)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
• Toen ik gistermorgen thee inschonk, kukelde de deksel van de pot in haar kopje. (Kees Van Kooten: Hedonia. 1984)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• De grondlegster van de hippische broederbond, mevrouw Schröder uit Tubbergen, was er niet gerust op. Haar zoon Wim was een paar weken terug bij een hengstenshow van zijn paard gekukeld en had daarbij een been gebroken. (de Volkskrant, 21/03/2005)
• Dochterlief was gewoon van het paard gekukeld. (Esther Verhoef: Is uw man al af? 2010)
• Ik sta op en m’n klapstoeltje kukelt achterover. (Thomas Braun: Ga toch fietsen! De metamorfose van een dikke veertiger. 2011)
• Hij schudde de brommerjongen de hand, zei iets tegen de meiden op het muurtje en gaf de drentelende jongen een speelse duw waardoor hij bijna van het muurtje kukelde. (Martin Bril: Meisjes. 2011)
• De iPhone kukelt overboord en plonst in het water. (Ferry Piekart: Gemekker. De columns over Mac-verdwazing. 2012)
• Mijn vader gaf Irma een zet waardoor ze vooroverkukelde en haar knie open schaafde. (Christel Jansen: De woonschool. 2012)
• Je zit in het vliegtuig en je denkt: straks kukelt ie naar beneden. (Jan D. Swart, Johan Derksen: Kanjers, culthelden en engnekken. 2014)
• Een dronken val en je kukelde drieëndertig verdiepingen naar beneden. (Henk van Straten: Bidden en vallen. 2015)
• Dat meisje moet er zélf maar eens voor zorgen dat ze niet telkens in het water kukelt. (Jamal Ouariachi: Een honger. 2015)
• De rolstoel helt gevaarlijk voorover, zo meteen kukelt-ie eruit. (Elly Biesters : Ongemakkelijke mensen. 2017)
• Om niet voorover van zijn nek te kukelen, sloeg Noa met een gilletje haar handjes om zijn kin. (Peter Buwalda: Otmars zonen. 2019)

2) (1972) (inf.) zijn behoefte doen; poepen. Zie ook: kukel*.

• Kukelen: vallen, poepen. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972)

3) (1976) (inf.) gooien.

• Voor de Belgies-Nederlandse heeft Sonja de grootste voor de zekerheid nog het raam uitgekukeld… (Kees van Kooten: De ergste treitertrends. 1976)
• Cowboys vluchten niet, die kukelen een lasso om de 'slechterik'.... (James Worthy: James Worthy. 2011)
• De kinderen en de boodschappen zou ik zo de auto uit kukelen, overtollige bagage. (James Worthy: James Worthy. 2011)
• De prinses kukelde haar schietijzer op de grond en vloog Marzipan in de armen. (James Worthy & Pepijn Lanen: Wat een leven. 2011)

< >