Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-11-2020

kruiden

betekenis & definitie

(1966) (drugs) marihuana. Vgl. Eng. herbs.

• Over het marihuana-bezit zei de verdachte, dat hij niet eens wist dat het spul in zijn jaszak zat. “Ik had die jas gekregen van iemand die ik wat te eten had gegeven. Pas later ontdekte ik een zakje met kruiden", zei hij. (De Volkskrant, 11/08/1966)
• R. had de marihuana meegenomen uit het Midden-Oosten, hij had niet de bedoeling de marihuana te verhandelen. De politie kwam op het spoor doordat de nieuwe eigenaar van de auto contact opnam met de politie, nadat er 'kruiden' in zijn auto waren gevonden die niet werden vertrouwd. (Het vrije volk, 04/05/1968)
• Er is een kans dat de smerissen meeluisteren, daarom praten we in codes. XTC is smarties, wiet is kruiden en cocaïne is een witje. (Helen Vreeswijk: Overdosis. 2007)