Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-02-2023

kous

betekenis & definitie

1) (1922) (sch.) voetboei.

• (Een) arrestantenlogies, waarin ... de noodige voetboeien of „kousen” ... voorhanden lagen. (F. De Haan: Oud Batavia. 1922)

2) (17e eeuw, vero.) vrouwelijk schaamdeel. Zie ook: een anders kous rijgen.

• Lustig Griet... laetje kousje naayen van d'een of d'ander Heer. (De Krollende Ritzaart. 1658)
• Dit schilderij (Hert ochtendtoilet van Jan Steen, nvdr) kan met twee andere werken van Steen en met een aan Adriaen van de Venne toegeschreven paneel, tot één iconografische groep worden gerekend. Op drie van deze schilderijen is een jonge vrouw uitgebeeld die, zittend op een bed, bezig is een kous aan of uit te trekken (afb. 64a);2 het vierde stelt een meisje voor dat bij het fluitspel van een faunachtige man, op een terras een rode kous zit te stoppen (afb. 64b).3 In al deze gevallen draait het om de dubbelzinnigheid van het woord kous, dat in een nevenbetekenis het vrouwelijk schaamdeel of de vrouw in het algemeen aanduidt. (E. de Jongh: Tot lering en vermaak. 1976)
• Op het schilderij buigt de vrouw zich licht voorover en heeft haar kous tussen duim en wijsvinger vast. Haar hand bevindt zich boven haar hiel. Deze houding suggereert duidelijk het aantrekken: ze trekt immers niet aan de teen van de kous, ze is niet bezig hem af te schuiven of af te rollen, nee, ze heeft de kous vast bij de opening en steekt er een voet in spitsstand in. Wheelock heeft dus gelijk: ze begint met het aantrekken van de kous.
Toch heeft ze moeten van de kous in haar been. Waarom? Welnu: de vrouw is een prostituee, een 'rode kous', zoals ze werd genoemd in Steens tijd. De kous komt als beeld uiteraard van de vagina, die zich passend sluit om de penis van de man. Als de kous de vagina en prostituee is, dan is het been de penis en ook de man. En vanzelf laat de kous - de prostituee - afdrukken achter op de man. Dit is de waarschuwing die uitgaat van kouseband afdrukken. (NRC Handelsblad, 25/10/1996)
• Claes vloeckt en scheldt, en seght hij heeft. cautie (spreek uit kousie) = borgstelling causje = kous, een platte benaming voor het vrouwelijke geslachtsdeel, min of meer te vergelijken met het moderne begrip 'doos' of 'muts'. (Frans Collignon: Een kleine hamer, fel gedreven: Huygens met plezier van deze tijd. 2005)
• (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)

3) (2006) (jeugd) condoom. Zie ook: voeten* wassen met je sokken aan.

• (Prisma miniwoordenboek 'Drop your lyrics'. 2006)
• (Renata de Bies: Prisma Woordenboek Surinaams Nederlands. 2009)

4) (19e eeuw) (Vlaanderen) spaarpot.

• Kous, Spaarpot. Hij héet 'en kous onder 't dak steken (ergens een goeden spaarpot liggen). Voorheen bewaarden vele menschen hunne paarpenningen in eene kous. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)