Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-08-2022

klink

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Vlaanderen, Barg.) vrouwelijk geslachtsdeel. Oorspr. van toepassing op dieren: de spleet tussen de schaamlippen van verschillende vrouwelijke dieren (koe, merrie). 'Zotte klink' is (was) in Vlaanderen een scheldwoord voor een vrouw. 'Over de klink gaan' is een verouderde platte uitdrukking voor copuleren, neuken. Zie ook: zwarte klink.

• De klinke scheurt somwijlen in ’t kinderbaren. (Leonard Lodewijk de Bo: Westvlaamsch Idioticon. 1873)
• klink— vrouwelijk schaamdeel. Het Waasche zotte klink zal seker ook wel in dien zin opgevat zijn. (Ad Hoste: Volkskunde, Volumes 19-21. 1908)
• klynke (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• Zo noemden wij de vagina mijn 'ding' of 'klink'. De penis noemden we ook 'ding' of 'tejis'. (Frederika Brummer: Het leven van een woonwagengeneratie tussen 1900 en 1945. 1984)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)
• Daarbij jaagt hij niet op woorden die echt vieze dingen aanwijzen en toch zo te horen redelijk beschaafd klinken zoals gemak (mannelijk schaamdeel) of klink (vrouwelijk schaamdeel) maar desnoods wel op heel vrome woorden.... (Cor Swanenberg: Onder ons gezegd in Brabant. 1993)
• (Edmond Cocquyt: Nieuw Gents Idioticon. 1995)
• (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• Klink (Gent) (klinke) kut. (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (19e eeuw) (scheldw.) onfatsoenlijke vrouw; kwaadspreekster.

• Klink. Schimpnaam voor een vrouw. Zotte klink. (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900)
• Een klink, een zotte klink. (Volkskunde; tijdschrift voor Nederlandsche folklore. 1909)
• Klink: Verdacht van zeden is ’n klink. Meestal mankeert ze nog wel in andere opzichten ook. Vandaar dat ik als bijbetekenis noteerde: ‘n vrouw die veel nieuwtjes “rondbelt”, graag kwaadspreekt, haar tijd verkletst, ’n domme hollewaai. Uit al deze nuanceeringen blijkt zozeer we klink als een echt Meijerijsch scheldwoord moeten opvatten. Het komt overigens ook in andere dialecten voor. Zo b.v. in het land van Waas “zotte klink”. De oorspronkelijk betekenis van het woord is al even “onfatsoenlijk” als het tegenwoordige scheldwoord. JR XXX 26-7-41. (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)