Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-10-2020

kletsen

betekenis & definitie

1) (1980+) (wielr.) versnellen, demarreren*. 'Eroverheen kletsen': snel inhalen en wegrijden.

• Adri wachtte te lang en ik kletste gelijk over die Bels hhen. (Wielerexpress, 1988)
• Er is niemand anders die zo verschrikkelijk mooi de zaak voor Nelissen kan voorbereiden. Gaat de concurrent 65 kilometer per uur rijden? Marc zal 'm uitlachen en er met 70 overheen kletsen. (Algemeen Dagblad, 05/07/1994)
• Want dan kromt Moser -de Italiaan met het leeuwenhart- zijn rug voor De Allesbeslissende Aanval. Of om Knetemann op z'n Knetemann's te citeren: 'Hij kletste ineens rechts voorbij.' (Leo van de Ruit en Frans van Schoonderwalt: De Kneet. Entertainer op twee wielen. 2005)

2) (1998) (inf.) flink bier drinken.

• (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)

3) (1997) (voetb.) stevig partij geven, waarbij hard spel niet wordt geschuwd.

• (Arno Kantelberg: Voetbaltaal. 1997)

4) (1984) (inf.) copuleren, neuken.

• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• kletsen: Zo noemt men neuken ook wel eens. Iemand in het gezicht slaan met je pik noemt men klets. (info@seksencyclopedie.nl)