Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-10-2021

kettingbeer

betekenis & definitie

(1902) (Ned.-Indië; sold.) dwangarbeider; tot gevangenisstraf veroordeelde die in afgelegen oorden ( zonder ketting!) werk verrichtte voor de politie.

• Kettingbeer: dwangarbeider. (Het volk, 02/08/1902, kazerne-uitdrukkingen)
• Eetbaar schijnen ze anders niet te zijn, want zelfs de kettingberen (dwangarbeiders), anders geen kieskeurige heeren, versmaden ze. (A.C. Kruseman: De Aarde en haar volken, Volume 42. 1906)
• Zij behooren beide tot het gilde der „kettingberen" (de zooeven genoemde gestraften) en zijn ... woord ,, kettingbeer" noodig afschaffen. (Nederlandsch-Indische Vereeniging tot Natuurbescherming: Verslag. 1935)
• Zonder „kettingberen", aldus heetten zij in de wandeling, zou menige expeditie haar doel niet hebben bereikt. ... Het woord „kettingbeer" is nog een overblijfsel uit den tijd, dat er veroordeeld werd tot dwangarbeid in den ketting ... (C. Poortman: Bestuur en bestel in Indië. 1946)
• Wel zaten nog twee Papoea's en een kettingbeer 'knijp', waarschijnlijk wegens een crimineel delict. (I.F.M. Salim: Vijftien jaar Boven-Digoel, concentratiekamp in Nieuw-Guinea: bakermat van de Indonesische onafhankelijkheid. 1973)
• Drie kettingberen, u weet toch wel, dwangarbeiders, die waren van een transport, weet u meneer. Van Batavia naar Sintang. ... Maar één kettingbeer stierf pas later in het hospitaal. (Vincent Mahieu: Verzameld werk. 1992)
• Digoel was bij de stichting in 1926 en de opheffing in 1943 een kamp onder militair bestuur. Tussen 1927 en 1934 heerste er een civiel gezag. De eerste leider was de, als onderdrukker van een van de opstanden, enige faam genietende kapitein L. Th. Becking, die mede met behulp van een groot aantal dwangarbeiders, 'kettingberen', en soldaten de wildernis te lijf ging. (Elsevier, 19/08/1995)
• (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)
• Bijna altijd gingen een paar dwangarbeiders, ‘kettingberen’ mee, als dragers van de allernoodzakelijkste proviand, zoals rijst, zout, koffie, gedroogde vis, jenever en petroleum. (Fred Lanzing: Soldaten van smaragd. Mannen, vrouwen en kinderen van het KNIL 1890-1914. 2005)
• Toen mijn vader (dat heb ik allemaal later gehoord) vroeg waarom Kollo als dwangarbeider nooit mee hoefde aan de ketting met de ‘kettingberen’, zoals ze werden genoemd, kreeg hij het verhaal te horen en dat bracht hem op het idee om hem als ‘oppas’ te nemen. (Willem Nijholt: Met bonzend hart. Brieven aan Hella S. Haasse. 2011)