Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-09-2020

ketelmuziek

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) onverdraaglijke muziek, lawaai voortgebracht door het kloppen op metalen voorwerpen. Vroeger een volksgebruik voor de deur van overspelige mensen; (pol.) veel misbaar om niets.

• Het behoeft geen betoog dat jazz in zijn oor geen genade kon vinden. Jazz was ketelmuziek, goed voor in de jungle, maar verder een aanslag op het gehoor. (J..A. Deelder: Modern passé. 1984)
• Van Dijk heeft met zijn opmerkingen nogal wat ketelmuziek opgeroepen bij vakbondsleiders als Van de Scheur en De Jong. (NRC Handelsblad, 07/10/1986)
• Het is op zich niet interessant in te gaan op de ketelmuziek die nu door de pro-Israël-lobby in Nederland ten beste wordt gegeven over het PLO-logo op de uitnodiging. (De Volkskrant, 21/11/1989)
• Het ex-PvdA-kamerlid Hummel, nu gemeenteraadslid in Heerlen voor de groepering Heerlen-Noord, kapittelde deze week de Heerlense burgemeester. "Van Zeil moet zich niet bemoeien met de benoeming. Hij heeft aangeboden om zelf commissaris te worden, dan kon Van der Linden burgemeester in Heerlen worden," zo schimpt Hummel. Hummel, geworteld in de Limburgse politiek, ziet het 'gedoe' echter voornamelijk als een rituele regendans van een stoet van plaatselijke, provinciale en landelijke politici. "En in Limburg wordt er nog wat meer ketelmuziek gemaakt omdat het hier nog steeds om een 'gouverneur' gaat. (Het Parool, 07/06/1990)
• (Carla Joosten, Natascha Kuit, Tom van der Maas: Politieke woorden. 1997)
• (Siemon Reker: Dat gezegd hebbend. Taal in politiek Den Haag na 1950. 2019)