Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-12-2022

kerstboom

betekenis & definitie

1) (1970) (luchtv.) vliegtuig waaruit onderdelen gekannibaliseerd worden.

• (de Vliegende Hollander, 25/05/1970).

2) (1968) (Barg.) (steeds meervoud) aantal jaren gevangenisstraf in Veenhuizen. 'Die gannef moet nog vier kerstbomen uitzitten'.' Ook als soldatentaal: aantal jaren te dienen. Verder meer algemeen (zie citaat M. Berk).

• Zo'n wijf is dan blind van jaloezie en helpt zo'n lieve, nette jongen dan aan drie kerstbomen, of wel drie jaar. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• ... als zo'n nieze je voor schut gooit, kan ik drie kerstbomen in Veenhuizen me eigen de tering scheppen. (Haring Arie: Recht voor z'n Raap. 1972)
• Hoeveel kerstbomen zijn d'r voor je te verwachten? (Ben Borgart: Blauwe nachten. 1978)
• Nog .... kerstboompjes. Nog .... jaren te dienen. (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978)
• Nog twaalf kerstbomen, dan zit 't erop. (Marjan Berk: De dag dat de mayonaise mislukte. 1983)
• Joop Goudtand moest vijf jaar opknappen en Corrie kreeg drie kerstbomen uitgedeeld. (Haring Arie: De Sarkast. 1989)
• Kerstbomen. Bajesjargon voor aantal jaren in de gevangenis. (Elsevier, 17/12/2005: Van aanlopen tot zwijntjesjager)
• Want wie heeft er weleens een gevangenis vanbinnen gezien? Wie weet wat het is om een maand, een jaar, tien jaar, twintig ‘kerstbomen’ of zelfs levenslang opgesloten te zitten? (Mick van Wely: Levenslang! De straf en de daders. 2013)
• (Crimineel ABC in Elsevier, 24/04/2021)

3) (1985) (spoorw.) bijnaam van de eerste Zweedse locomotief met elektrische frontseinen, schijnwerper en verlichting onder de voetplaat.

• (G.J. Paulus & K. Worp: Op de stoomlocomotief. 1985)
• De eerste Zweedse machines, die 's avonds met hun elektrische frontseinen, schijnwerper, en verlichting onder de voetplaat (voor de smering van het mechaniek) straalden van licht, kregen niet ten onrechte de naam Kerstboom. (Onze Taal, oktober 1990)
• Treinen spreken tot de verbeelding, en niet alleen tot die van kinderen. Die verbeelding komt tot uiting in een rijk scala van bijnamen voor treinen, van Platluis tot Kerstboom. Zulke bijnamen worden niet zomaar gegeven; meestal slaan ze op een bijzonder vormkenmerk van locomotief of treinstel. (Onze Taal, oktober 1990)
• (Wim Daniëls: Werk-woorden. Foempen. Bram-pijn en andere bijzondere woorden in bedrijven en instellingen. 1997) p. 33

4) (1979) (zeem.) (meervoud) complete stel van het bewegingsmechanisme der dakbuizen op onderzeeërs.

• Kerstboom. Het complete stel van het bewegingsmechanisme der dakbuizen op onderzeeboten. (Puzzel Vademecum. Deel 1. 1979 zeemans- en soldatentermen)

5) (1978) (sold) (meervoud) strepen, emblemen op de mouw van het uniform.

• (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978)
• (Leen Verhoeff: Soldatenwoordenboek. 1995)

6) (1993) (motorrijders) motorfiets vol nutteloze lampjes.

• (Freek Andriesse & Hans Meulenbroek: Motortaal. Zakwoordenboek voor de motorrijder. 1993)

7) (1964) (inf.) auto of scooter met veel lampen en / of versieringen. Vermeld door de Grote Koenen (1986).

• Hun vervoermiddel is een scooter. Niet zo maar een scooter, maar een glimmend verchroomd gevaarte, versierd met soms wel veertig lampen en schijnwerpers. Als je 's avonds in het achteruitkijkspiegeltje van je auto zon mod-scooter achter je aan ziet komen, is het alsof je een rijdende kerstboom ziet. (De Telegraaf, 23/05/1964)
• Voor wie het tóch zelf wil proberen: extra lampen mogen niet hoger dan 120 cm, niet lager dan vijftien cm boven de grond worden aangebracht. De afstand van de zijkant van de auto mag niet groter zijn dan veertig cm. Ten slotte: monteer extra lampen alleen om hun nut, niet omdat ze wel interessant of aardig staan. Een auto is geen kerstboom.(Leeuwarder courant, 25/09/1970)
• (Wouter Schoonman: Autotaal. Over geld, sex, macht en status. 1992)

8) (2000) (voetb.) 4-3-2-1 opstelling of een diepste spits (de piek), twee diepe spitsen, drie aanvallende middenvelders en vier verdedigers. Ook wel: kerstboomformatie. Het systeem werd bedacht door de Amsterdamse trainer Co Adriaanse.

• En in de huiskamers of kantoren worden eindeloos opstellingen gemaakt, die in Nederland grotendeels draaien om de vraag of de spelers x en y al dan niet een plaatsje mogen krijgen in de ruit van het 'systeem' dat nu eens '4-3-4' of '4-4-2' en dan weer 'kerstboom' heet. (NRC Handelsblad, 10/06/2000)
• De Amsterdammer (Co Adriaanse, nvdr) bedacht eveneens het 'kerstboomsysteem', de op een kerstboom lijkende opstelling waarmee FC Den Haag onder zijn leiding vaak speelde. (Lucas Gasthuis in Elsevier, 17/11/2011)

9) (1923) (mar.) schip met meerdere lichten opgetuigd zodat het op een koopvaardijschip lijkt. Ook gezegd van een schip met teveel licht.

• Kerstboom. Het geheele samenstel van bewegingsmechanisme der dekbuizen (torpedolanceerinrichtingen), hetwelk in het voorbatterijcompartiment uitkomt, noemt men aan boord van de onderzeebooten den kerstboom. Deze uitdrukking is waarschijnlijk eerst ontstaan omstreeks 1923, na den aanbouw van het type booten „K XI", de eerste onderzeebooten met lanceerbuizen op de drukvaste huid onder het loopdek, die verstelbaar zijn, in tegenstelling met de boeg- en hekbuizen, die men alleen richten kan door met de geheele boot als zoodanig to richten.
„Je kan nog een heele kerstboom zien", zegt men ook wel als' de schepen bij nachtelijke oefeningen niet voldoende in den bovenbouw verduisterd (geblindeerd) hadden. (Albert Chambron: Marinetermen. 1941)
• Kerstboom. Benaming van het schip als er verschillende lichten opgetuigd zijn om het op een koopvaardijschip te laten lijken. Ook: in het algemeen van een schip als het (te) veel licht voert. (Fré Harmsen: Van baroe tot branie. Termen en zegswijzen bij de Koninklijke marine. 1991)