(1937) (Barg.) uit de onkosten geraken.
• Kering: eigen geld. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Als zijn ontvangsten de hoogte hebben bereikt van wat hij foor alle handelswaar heeft moeten neertellen, zegt hij: 'Ik heb kering'. (Meyer Sluyser: Voordat ik het vergeet. 1957)
• Kering hebben: uit de onkosten geraken. (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Kering: eigen geld, inkoopsprijs; kering hebben: de onkosten eruit hebben / wellicht < Jidd. keren: grondkapitaal < Hebr ., onder invloed van het Nederlandse keren: wenden (Justus van de Kamp & Jacob van der Wijk: Koosjer Nederlands. 2006)
• Kering hebben: uit de onkosten geraken (Amsterdam) (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)