(19e eeuw) (Vlaanderen, sch.) mannelijk geslachtsdeel. O.a. opgetekend door de dichter Gezelle. Volgens Amaat Joos (Waas Idioticon) wordt 'kerel' in Vlaanderen ook gebruikt voor iets groots in zijn soort: 'Die pronkappel is een kerel.'
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
• He'je van je leven mijne kerel ni gezien? Heur freute, heur pleute. (Gezelliana. Jaargang 14-15. 2003)