Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 28-09-2020

kerel

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Vlaanderen, sch.) mannelijk geslachtsdeel. O.a. opgetekend door de dichter Gezelle. Volgens Amaat Joos (Waas Idioticon) wordt 'kerel' in Vlaanderen ook gebruikt voor iets groots in zijn soort: 'Die pronkappel is een kerel.'

• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
He'je van je leven mijne kerel ni gezien? Heur freute, heur pleute. (Gezelliana. Jaargang 14-15. 2003)