Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-07-2023

kenau

betekenis & definitie

(1660) (inf.) bazige vrouw; manwijf; mannetjesputter*. Naar Kenau Simonsdr. Hasselaar, de vrouw die, tijdens het beleg van 1572-1573, Haarlem verdedigde tegen de Spanjaarden. Zij stond aan het hoofd van driehonderd vrouwen die lood en pek kookten om dit over de Spaanse belegeraars uit te storten. Hooft noemde haar een 'moedigh mannin'. Haar naam werd spreekwoordelijk. Bij Harrebomée lezen we: 'Dat is eene Kenau van eene meid.' In de jaren zeventig van vorige eeuw werd 'kenau' een geuzennaam voor een sterke, onafhankelijke vrouw.

• (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• n Kenou van n maaid (Molema) = een moedig en vastberaden meisje, n Kenou is een groot en fors manwijf; ’t woord heeft een ongunstige betekenis (Geert Teis). Wat dut zoo’n lutje vïnt ook zoo'n Kenou töt vraauw te neemm! Dit het Holl. (Kenou Simonsdoohter Hasselaar hielp Haarlem verdedigen tegen de Spanjaarden). (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Dan had hij dat aan Mien te danken, aan die Kenau. Wat een wijf! (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• Besef dat ook een kenau soms ook een broekje open doet. (Gerard Cox: Een broekje in de branding. 1969)
• Met lede ogen zag hij dan z'n gabbers met elkaar op stap gaan en hij liep als een Jan Lul bewaakt door die Kenau naar huis... (Haring Arie: Recht voor z'n Raap. 1972)
• In de loge stonden twee verpleegsters met een rijdende brancard, twee Kenau's. (Ben Borgart: De vuilnisroos. 1972)
• (Annemarie Houwink ten Cate: Signalement van sprekende zegswijzen. 1978)
• In de loge stonden twee verpleegsters met een rijdende brancard, twee Kenau's. (Ben Borgart: De vuilnisroos. 1981)
• Nu woonde ik gescheiden van deze huistiranne, deze glimlachende kenau, en nu deelde ze nota bene in mijn huis nog de lakens uit. (Hans Dorrestijn: Finale kwijting. 2000)
• Ik wil geen kenaus en trollen die mij komen wassen. (Ronald Giphart: Ik omhels je met duizend armen. 2000)
• Nog zie ik de Naardense kenau met het jodiumwatje, de enorme naald en de verschrikkelijke glimlach toen ze spoot! (NRC Handelsblad, 17/11/2001)
• Mijn moeder kwam uit een familie waar vrouwen het voor het zeggen hadden. Een familie van kenaus. (Opzij, december 2001)
• Ik belde aan, en deed mijn grootvader verslag van mijn tweede en laatste bezoek aan de kenau. (A.F. Th. Van Der Heyden: De Movo Tapes. 2003)