Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-04-2022

kattenbak

betekenis & definitie

1) (1915, vero.) (jeugd) catechismus; catechisatie. Syn. kattegezanik (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984).

• En ze vrage je je heele kattebak, dus ’k denk: zeg ’k dat ondergeteekende van ’t atheïstegloof is, dan bende edelachtbare heere netuurlijk niet in d’r schik. (M.J. Brusse: De zonderlinge avonturen van “Zijne Excellentie de Generaal.” 1915)
• De jonge Israëliet ging destijds naar het „leerhuis", onze ouders bezochten in hun jeugd de „lering", toen ik naar de catechisatie ging was het al „de kattebak" geworden. De waardering van de kerkjeugd zal sindsdien wel niet sterk gestegen zijn. (Trouw, 20/11/1965)
• Kattebak: catechismus; winkella. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972)
• Kattebak, znw. de. Schertsvar. van katechismus (vero.). Hei je je kattebak nag leerd? (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Maar de jeugd vond dat maar niets. Die ging vaak met tegenzin naar 'kattebak', zoals ze dat denigrerend noemden. (Nederlands Dagblad, 18/06/1994)
• Kattebak: spotnaam voor catechisatie Tegenswoordig gaot ze hen de kattebak (Hijk), ook Wij leerden vrogger de kattebak op de kattechesatie catechismus.... (Woordenboek van de Drentse dialecten. 1996)
• Kattenbak noemden we het vroeger. Een quasi-grappige vervorming van het woord 'catechisatie' of 'katechese', de kerkelijke uitdrukkingen voor godsdienstonderwijs. (NRC Handelsblad, 11/05/1998)

2) (1800) (Amsterdam, Barg.) geldlade. 'Een kattenbak met molm (geld)'. 'Kattenbakken halen' (ladelichten). Syn.: ezeltje; flip. Zie ook: in de kattenbak krabbelen.

• Ik kan dien kattebak niet nemen; er steunt (is) gajes (volk) in den winkel. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906)
• winkellade: ezeltje, flip, kattebak, katterik, katerel. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914)
• Ook de Amsterdamsch-Bargoensche uitdrukking „in de kattebak krabbelen", geld te voorschijn halen, behoort tot de soldatentaal. (De Sumatra post, 11/03/1915)
• Ik kon dien kattebak niet nemen; er steunde gajes in den winkel, klinkt heel onschuldig, beteekent: Ik kon die winkellade niet lichten, want er stond volk in den winkel! (Rotterdamsch Nieuwsblad, 06/05/1925)
• Als een jongen van de vlakte het over geld heeft, dan noemt hij dat „molm”. Een kattebak met molm is een winkellade met geld. (De nieuwe Nederlander, 09/04/1947)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)

3) (19e eeuw) (inf.) achterzitplaats (voor één of twee personen) aan bepaalde rijtuigen. Eveneens in het Zuid-Afrikaans (zie Jean Branford: A Dictionary of South African English. 1987).

• Kattebak. Zitplaats achter aan het rijtuig. (Lijst van Zaansche woorden in Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880)
• De paarden waren klaar; de koetsier steeg op den hoogen bok; wij namen binnen, mijn ‘jongen’ (huisknecht) in den overdekten ‘kattebak’ plaats. (De Gids. Jaargang 45. 1881)
• Johan troonde op den bok en in den kattebak zat Cateautje Van der Stoor met brutalen Janbroêr. (Louis Couperus: Eline Vere. 1890)
• Ook de bak achter aan een rijtuig, waarin plaats is voor een of twee personen en die gewoonlijk voor palfreniersplaats dient. | Mag ik in de kattebak zitten? (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
• Buiten het station wenkte hij een cab, een van die eigenaardig Engelsche huurrijtuigjes, smal en hoog, op twee wielen, het paard vlak er voor, de koetsier op zijn hoogen kattebak er achter. (Jan Feith: De reis om de wereld in veertig dagen of De zoon van Phileas Fogg. 1908)
• Van onze nieuwe auto, een Ford V8, tweezitter met dickey-seat, een kattebak, waar er nog twee kunnen zitten. (J.W. Holsbergen: Het pistool van de rekening. 1968)
• De enige tegemoetkoming bestond in de toestemming in de kattebak te mogen plaats nemen. (Jan Greshoff: Afscheid van Europa. 1969)
• (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)
• Ze zijn er nog. De toeristische autoroutes. In de jaren vijftig en zestig was het, voor wie toen (al) een auto had, een populair tijdverdrijf. Met opa, oma en de kinderen (in de kattenbak van het Kevertje) 's zondags uit rijden. (Trouw, 27/04/1996)
• De grote vakanties waren geweldig. Met z'n zessen in een Volkswagen kevertje. Moeder voorin, met de pannen tussen haar benen. Ik achter in de kattenbak. (Trouw, 05/08/1996)
• Met z'n zevenen in zijn Kever, met zo'n brilletje als achterruit, ik in de kattenbak boven de motor.' (de Volkskrant, 08/04/2000)
• Menig babyboomer denkt bij het horen van de naam Kever terug aan zijn kindertijd. De ritten naar opa en oma. Vader en moeder voorin, kinderen op de achterbank. Waren er kinderen te veel, dan gingen de jongsten in de kattenbak, de verlaagde ruimte tussen de achterbank en de motor. (Het Financieele Dagblad, 07/06/2003)

4) (19e eeuw, vero.) (Ned-Indië) beker met dobbelstenen.

• Terzelfder plaats werd ook vaak het voorstel gehoord om ‘'n rondje te geven’, d.i. den geheelen kring der aanzittenden op een hartigen dronk te trakteeren. En om te beslissen wie hunner het gelag zou betalen, werd een ‘kattebak’ geordonneerd. D.i. men bracht de kroes met dobbelsteenen te voorschijn en ieder der deelnemers moest den teerling werpen, waarbij aldus de betaler door het lot werd aangewezen. Men ‘kattebakte’ om de vertering. Die dobbelsteenen waren van ouds in Indië in eere; ze hadden immers wel eens een gouverneur generaal tot zijne hooge waardigheid geroepen! N.l. in 1735 bij het overlijden van Dirk van Cloon, toen bij de verkiezing van een opvolger in den Raad van Indië de leden Abraham Patras en Adriaan Valkenier evenveel stemmen op zich vereenigden. Toen besliste de ‘kattebak’; de dobbelsteenen kwamen op de groene tafel en met één oog meer behield Patras de overhand. (S. Kalff: Indische oudgastentaal in Neerlandia. Jaargang 20. 1916)
• Kattenbak: beker met dobbelstenen, eigenlijk de platte bak waarin met de stenen geworpen wordt. (Ton Spruijt: Woordenboek van de stoelgang. 2004) p. 110

5) (19e eeuw) (inf.) vuile rommel (zoals in een kattenbak).

• (A. Opprel: Het dialect van Oud-Beierland. 1896)
• Dat heb je nou van zulk volk! - Zeg!’ en hij schudde een slapenden poldergast bij den arm. - ‘Zeg, word eens gauw wakker. Waar lig jij met je hoofd op? Ben je bedonderd? Denk jij dat ik er ’n kattebak op na hou voor jou?’ (Justus van Maurik: Amsterdam bij dag en nacht. 1896)
• In zijne verbeelding zag hij al een groot gebouw met doodkisten, de een naast de ander, geheele rijen waar ieder lag tusschen z'n eigen vijf plankjes. Dat leek hem nou volstrekt niet griezelig; 't kwam bepaald omdat er over de kisten geen zwarte kleeden hingen, - en welk verschil maakt het ook of je naast mekaar ligt in het gras of op die manier? Als je in je eigen kattebak doodgaat, hebben ze weinig werk met je. Ze behoeven het ding maar dicht te spijkeren en je in de grond te laten zakken. (Gerard van Hulzen: De ontredderden. 1908)