(1970+) (sch.) (groot) mannelijk geslachtsdeel.
• (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126)
• Grote penis: groot geschapen, zwaar geschapen, ze hebben een stierepiet of paardenlul, deem, karwats, vleeslul of zélfs een "troemp", Antwerps voor slurf. (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)