Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-10-2021

kapot

betekenis & definitie

1) (1990+) (jeugd) (als bijwoord van graad) erg, zeer: 'dat is kapot moeilijk'; 'ik ben kapot moe'. 'Kapot goed': erg goed, leuk.

• De jaren tachtig - het decennium van het grote geld en de schone schijn - en de nasleep hiervan kregen ook Bohler in hun greep. 'Ik werd een echte yuppie.' En ze vond het leuk: de aandacht, de status en de bijbehorende auto. Heel soms waren er twijfels. 's Avonds bijvoorbeeld, zat ze 'kapot moe' op de bank. (NRC Handelsblad, 08/03/1999)
• Daarom kan kapot goed ook en het wachten is op kapot als positieve kwalificatie. (Adriaan van Dis: vrijtaal : literair tijdschrift. 2003)
• Hetzelfde proces heeft zich voltrokken bij moeilijk, en het lijkt ook te gaan gebeuren met het woord kapot, dat verschijnt in bijvoorbeeld kapot goed; zelfs komt voor: 'Die film is kapot, man!' (Onze Taal. 2004)
• Nando neemt een grote hap adem. Haalt uit. Zo hoog, zo zuiver, met een snik waar André Hazes zijn graf voor uit zou klimmen. Dan, applaus. Kapot mooi. (Jan Eilander: Raffie. 2005)
• “Het gaat bij straattaal altijd om markeringen, waarmee je jezelf onderscheidt als lid van een groep. De intonatie is net een beetje anders, of de betekenis van bestaande woorden verschuift: zoals “kapot”, “ziek” of “lauw” in de betekenis van “heel erg”, maar je ziet ook wijzigingen in de grammatica: “Ik heb haat aan jou” of “Weet je waar zijn huis woont?” Met zulke varianten meet je je een identiteit aan. Die varianten wisselen voortdurend.” (De Volkskrant, 21/07/2009)
• Zal ik aan je tepels likken? Dat is echt kapot lekker. (Henk van Straten: Superlul. 2011)
• Een aanvulling op uw taalrubriek 'Kapot' (19 mei). Het gebruik van 'kapot' in de betekenis van 'erg of zeer' komt mij voor alsof het is ontleend aan het Brabants. Sinds mensenheugenis kent Brabant namelijk de uitdrukking 'kapot moe zijn'. In de Kempen, waar ik woon, zegt men dan: 'Ik zij kepot muug.' Het toont veel overeenkomst met de Brabantse uitdrukking 'kaai leuk', die enige jaren geleden ook landelijk een tijd werd gebruikt. Alleen wordt 'kaai' in Brabant in veel meer verbanden gebruikt dan 'kapot'. Zoals ook 'kaai-schon' (keimooi) of 'kaai-lilluk' (keilelijk) of 'kaai-gelukkig'. 'Kaai' kun je in het Brabants, ter versterking, voor bijna elk bijvoeglijk naamwoord gebruiken. (Elsevier, 02/06/2007, lezersbrief)
• Kijk naar die kapotgeile sma naast je. Ze heeft wel grote tieten voor een Aziatische chick, hè. (Saul van Stapele: Witte panters. 2012)
• In de vierde ging het nog wel, met keihard leren. In de vijfde ging het tempo omhoog en toen werd het kapotmoeilijk. (Martje van der Brug: Havo is geen optie. 2013)
• Mijn dochter Charlene kijkt vaak clipjes op YouTube en het kapsel van een of ander bakvissenidool omschreef ze onlangs als ‘kapot vet haar’. Dat is geen haar dat gewassen moet worden, het is een kapsel dat ik vroeger ‘onwijs gaaf’ noemde, en waar de jongens uit Rotterdam de bedoeling van zouden hebben ingezien. Vet is ‘geweldig’ en ook kapot is niks negatiefs – het wordt als versterkend woordje gebruikt, en betekent ‘heel; erg’: ‘Dat was een kapot moeilijke toets’ en (tegen mij) ‘Jij bent kapot chagrijnig’. (Vivien Waszink: Woord! De taal van nederhop. 2013)
• Het gaat kapotgoed. Nee! Fuck!! (Katja Schoonderberg: Tarabtobloed. 2013)
• ‘Godsamme.’ Haar blonde haar kleeft aan haar voorhoofd. ‘Is het hier altijd zo kapot heet?’ (Wanda Bommer: De bijvangst. 2014)
• Het is hier kapot heet en het is lekker makkelijk; je hebt weinig was. (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 3. 2014)
• Ze overdrijven kapot ernstig. (www.geenstijl.nl, 04/02/2015)
• Vele brieven bereiken mij met de vraag hoe het toch is met Boswachter Eikel, de ‘kapot vette’ cultheld uit mijn vroege columns. (Peter Buwalda: Verse probz. 2016)
• Ik hoor al een hele tijd niet meer dat iets ‘kapot leuk’ is. Dat was een tijdje wel zo. Gymnasiastjes die toch een beetje ‘street’ wilden zijn, die zeiden dat. (Paulien Cornelisse: Taal voor de leuk. 2018)
• ‘Die twee skinnies zijn kapot high!’ zei ik toen we ons weer omdraaiden. (Khalid Boudou: Pizzamaffia slaat door. 2019)
• Mijn dochter zou zeggen dat ik 'kapot oud' ben. (HP/ De Tijd, 03/2021)
• Een woord als kapot is ook interessant; het wordt veel gebruikt als positieve versterker, vergelijkbaar met super. Dingen zijn kapot moeilijk of kapot leuk. (René Appel: Taalstukken. 2021)

2) (18e eeuw) (plat) dood. 'Iemand kapot maken': iemand doden.

• Hij is al kapot. (P. Marin: Nieuw Nederduits en Frans Woordenboek & Nouveau Dictionaire, Hollandois & François. 1701)
• ‘Hij gaat kapot!’ riep een bootwerker, geschrokken van het lauwe bloed… (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• Zeg Bram,’ riep ma, ‘ik geloof dat die kerel kapot is.’ De vader gooide z’n kaarten met een vloek neer, gaf de man een schop in z’n zij en zei: ‘Ja hoor! Hij is de pijp uit. Hij is kassieweile.’ (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Jij wilt zeker kapot, niet? (Louis Ferron: Het stierenoffer. 1975)
• Keer je zakken om of ik maak je kapot! (Jef Geeraerts: Diamant. 1982)