Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 14-04-2023

kanonnenvlees, kanonnenvoer

betekenis & definitie

(19e eeuw) (pej., sold.) letterlijk: voer voor vijandelijke kanonnen of wapens; soldaten die gezien worden als inferieur menselijk materiaal, dus makkelijk vervangbaar en daardoor in de loopgraven als oorlogsmateriaal ingezet; soldaten (meestal slecht gekwalificeerd, slecht opgeleid of niet over de juiste uitrusting beschikkend) die de dood werden ingestuurd. De term bestond al aan het eind van de 19e eeuw maar werd pas echt populair tijdens de eerste wereldoorlog (1914-1918) en was vooral van toepassing op de infanterie. Duitsers kennen ook de term ‘Menschenmaterial’, een begrip dat al bij Karl Marx is te vinden. Pas in de 20ste eeuw kreeg dit woord zijn cynische betekenis: de mens werd gereduceerd tot een ding en een stukje materiaal. Vgl. Eng. food for powder (reeds bij Shakespeare, Henry IV); Dui. Kanonenfutter (sedert 1820); Fr. chair à canon (toegeschreven aan François-René, burggraaf van Chateaubriand).

• Chair à canon, (fr.) kanonnenvleesch. Zoo worden wel eens soldaten genoemd, die op gevaarvolle posten gesteld, bijv. in Atjeh, groote kans loopen om te worden doodgeschoten. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Onder Napoleon heeft men gezegd dat de Conscrits Kanonnenvoeder waren; de onzen zijn aannemersvoeder, en schijnen alleenlijk opgeroepen te zijn om op de monsterrollen figuur te maken… (Algemeen Handelsblad, 28/12/1931)
• Ja... En dan moet men weêral nieuw volk oproepen, nieuw kanonnenvleesch zien te vinden... (Pieter Frans van Kerckhoven: Volledige werken. Deel 12. 1872)
• Eenige achterblijvers, die uit zwakte het gros des legers niet hadden kunnen volgen, zaten weenende en den Sultan en zijn gouvernement verwenschende langs den weg. Ik betwijfel ten zeerste, of deze bataljons voltallig het doel hunner bestemming zullen bereiken. Mocht de oorlog uitbreken, dan zullen zij voor de russische stukken niets meer zijn dan kanonnevleesch. (De tijd, 30/03/1877)
• Wij moeten met onze opvoeding een anderen weg uit, roept père Didon uit. Tot dusver hebben wij het niet verder kunnen brengen dan generatiën te vormen, die in den strijd des levens het onderspit delfden. Ik voor mij, ik heb er genoeg van kanonnevleesch voor den oorlog en invalieden voor het maatschappelijke worstelperk aan te kweeken. (Dagblad van Maastricht, 29/07/1897)
• Er staat mij wel iets van voor,’ antwoordde de pachter met twijfel, ‘mijn vader zaliger heeft mij inderdaad gezegd, dat ik in het groote Veen bijna versmoorde, toen ik zes jaar oud was. Maar het is Lange Jan, die mij er uithaalde; en die is in den Franschen tijd met het ander kanonnenvleesch van Napoleon opgetrokken. Wie weet, waar zijne beenderen nu in ongewijde aarde ergens rusten! God moge zijne arme ziel hebben! (Hendrik Conscience: Volledige werken 36. Schandevrees. Koning Oriand. Blinde Rosa. 1912)
• Met een ontzaglijk dreungestamp stortten zich de escadrons cavalerie in de dichtsaamgepakte troepen, met ontbloote sabels houwhakkend in het kanonnevleesch, zoodat het bloed gutsspatte en tegen het blanke staal spdtterde. (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 03/12/1914)
• Toen deze haar vertelde, dat een paar makkers hadden gesproken over een plan om in te breken, schrikte zij niet, zijn lafheid indachtig. Evenmin ontstelde zij, de eerste maal dat hij sprak van de ‘Werving’ in Nederland. Ook in de volksbuurten van Antwerpen bestond het begrip van ‘kanonnevleesch’; en nooit had zij hooren praten over de ronselaars, of wat die verdienden was ‘bloedgeld’genoemd. (Johan de Meester: De kindsheid van Harlekijntje. 1917)
• Deze bende predikt de vrijheid en voert de slavernij in, zegt de arbeid te eren en smijt de arbeiders weg als kanonnevlees, zegt het gezin te beschermen en rooft haar kinderen en werkt de hoererij in de hand, deze dieven stelen onder het mom van fatsoen, deze moordenaars doden die zij zeggen te beschermen, deze rovers plunderen die zij zeggen te verzadigen. (H. M. van Randwijk: In de schaduw van gisteren. 1967)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• Er was haast geboden, zo schreef hij, omdat op 20 februari een verbod op het zenden van vrijwilligers vanuit Frankrijk van kracht werd. Sedych noemde het een ‘weerzinwekkende provocatie van handelaars in kanonnevlees’. (Maatstaf. Jaargang 35. 1987)
• Bij de ontmaskering van de hypocrisie en het cynisme in de communiqués van de officiële persagentschappen maakt hij geen verschil tussen het Franse Havas, het Duitse Wolff en andere bronnen. Zo vormt een Havasbericht over de prima lichamelijke conditie van de volgende lichting Franse dienstplichtigen de achtergrond van de tekening ‘Eerste keus kanonnevlees’. (Joris van Parys: Masereel. 1995)