Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-09-2020

kanis

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) dronken.

• Seikerst.... zei ongebluft de dronken goeierd,.... ikke hep.... hep.... plentie pàan in..... me.... sèk.... meister!.... enne hèlf kànes!.... (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. 1912)
• Half-kanes: dronken. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)